Golfstromen

De studie van de Oceanen en met name de hierin voorkomende golfstromen zijn vooral onder ‘luke-warmers’ populair. Dat de golfstromen onmiskenbaar een invloed hebben op het klimaat en het gegeven dat ze nogal grillig van aard zijn, maakt dat ze een ideaal verklaringsmodel zijn voor afwijkende temperaturen. Iets wat natuurlijk ook wordt beklemtoond door de ‘echte ontkenners’ en zelfs schoorvoetend door ‘alarmisten’ wordt toegegeven.

Toch zijn belangrijke klimatologische fenomenen als de Pacific Multidecadal Oscillation (PMO) en zelfs het El Niño-effect eigenlijk pas zeer recent in verband gebracht met wereldwijde klimatologische effecten.

Dat ‘het Kerstkind’ een vrijwel onbekende grootheid was voor de westerse wetenschappelijke wereld kan indirect ook fraai worden afgeleid van het schrijven van E. Mann- Borgese, een van de oprichters van de Club van Rome en jarenlang enig vrouwelijke lid, gespecialiseerd in maritieme wetgeving en mililieubescherming. Nog in “The Drama of the Oceans” (1975) schrijft ze:
“Het verval in de Peruviaanse ansjovis-visserij was even abrupt en onverwachts als de opkomst ervan was geweest. Van slechts 30.000 ton in 1953 steeg de vangst van deze kleine visjes in de Humboltstroom voor de kust van Peru in 1970 tot 12 miljoen ton…
Specialisten van de Voedsel en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (F.A.O.) waarschuwden ervoor dat de vangsten te groot waren voor het op peil blijven van de visstand maar men sloeg geen acht op hun waarschuwingen. Toen begon in 1972 de vis te verdwijnen. Van 10 miljoen ton in het vorige jaar zakte de vangst tot 4,4 miljoen tot en daarmee daalde de totale wereldvangst 10 procent. In 1973 daalde de ansjovisvangst tot 2 miljoen ton. Factoren in het milieu, zoals veranderingen in de Humboltstroom en in de temperatuur van het water, in combinatie met de overmatige vangst hebben deze ineenstorting kennelijk bewerkstelligd. De vogels, die van de ansjovis leefden, en het waren er miljoenen, verdwenen met de vissen…

Mede dank zij verstandige overheidsmaatregelen herstelde de visstand zich enigszins en steeg de vangst weer tot even onder de 4 miljoen ton. Deze hoeveelheid blijft constant.”

Dit laatste is uiteraard een knappe analyse voor het jaar 1975,  maar duidelijk is dat de effecten van El Niño, ook voor gespecialiseerde natuurwetenschappers, tot voor kort volledig onbekend waren.

Fluctuerende zeestromingen

In de zuidelijke helft van de Grote Oceaan is er een voortdurende periodieke wisseling van temperaturen waarbij El Niño en de omgekeerde fase La Niña (het meisje) de uiterste toestanden vertegenwoordigen. Deze wisselende stroming werd de El Niño – Southern Oscillation (ENSO) gedoopt.
Van nog recenter datum is de ontdekking van het bestaan van andere fluctuerende zeestromingen. De zgn. (Pacific Decadal Oscillation (PDO) kwam men pas op het spoor in de jaren negentig van de vorige eeuw, toen men een verklaring voor het bijzondere van de zalmtrek in Alaska probeerde te vinden. Zowel Hare in 1996, Zhang et al. (1996), en Mantua et al. (1997) kwamen tot de ontdekking dat er een relatie moest bestaan tussen de cyclische variaties in zalmvangsten en de verdeling van de temperatuur in de Stille Oceaan.

Maar oceaanstromingen bleken niet alleen van belang voor de Stille Oceaan. Het belang van de Atlantic Multidecadal Oscillation (AMO) werd in 1994 geherdefinieerd door Schlesinger and Ramankutty, nadat al door Bjerkness (1964) en Folland et al. (1984) op de periodieke wisselingen van de oppervlakte temperatuur (SST) van de golfstroom was gewezen.

Al deze ontwikkelingen in het Oceanografische onderzoek hebben een duidelijk gemaakt dat er blijkbaar een autonome kracht/krachten werkzaam is in de oceanen, waarvan het ontstaan, kracht en omvang nog maar nauwelijks bekend zijn.
Deze “autonome kracht” zorgt voor schommelingen van de oppervlaktetemperatuur van de oceanen (SeaSurface Temperature, SST) die ook invloed op het klimaat hebben, ook in de periode lang voor de hoeveelheid kooldioxide enige rol van betekenis op het Aardse klimaat kon hebben.

Continentale drift

Naar de aard van deze ‘autonome kracht’ blijft het uiteraard gissen. Op basis van het feitenmateriaal op deze pagina lijkt mij de zwaartekracht die de maan op de Aarde uitoefent een goede kanshebber als basis voor deze ‘autonome kracht’, maar over deze kwestie is natuurlijk het laatste woord nog niet gesproken.

Wel is duidelijk dat het een conservatieve kracht betreft, waardoor een verandering in de omstandigheden, door landblokkades of anderszins, grote gevolgen kan hebben. 

Zo was het in het midden van het Krijt tijdperk veel warmer dan op dit moment het geval is.
Momenteel wordt verondersteld dat dit onder meer werd veroorzaakt door het feit dat de positie van de continenten zodanig was dat alle oceaanstromingen ervoor zorgden het door de zon opgewarmde water zeer effectief naar de poolstreken werd gestuurd. Nergens op Aarde kwamen ijsmassa’s van enige betekenis voor.

Zoals in de onderstaande figuur is te zien lopen de grote golfstromen tegenwoordig anders. Op het zuidelijk halfrond liggen ze in een “icehouse configuratie”. Antarctica ligt, sinds het 34 miljoen jaar geleden los kwam te liggen in het Zuidpool gebied, in een soort van geïsoleerde diepvries. Rechts in het plaatje zie je schematisch de “icehouse configuratie”.

Zo’n 3 miljoen jaar geleden, tijdens het plioceen, vormden zich de eerste significante ijsmassa’s op het noordelijk halfrond. Dit viel samen met het sluiten van de landbrug tussen Noord- en Zuid-Amerika, waardoor de Atlantische golfstroom, niet langer kon uitmonden in de Grote Oceaan, maar gedwongen werd een Noordelijke koers naar Europa te nemen.

De éénwording van de Amerika’s

Vanaf deze tijd ontwikkelen zich de cycli van glacialen en interglacialen op het Noordelijk halfrond. Deze cycli kenmerken zich als grillige temperatuurschommelingen. Zo is in de periode tussen 70.000 en 15.000 jaar geleden, aan de hand van variaties in de zuurstofisotopenverhoudingen, een opvallende opeenvolging van korte wisselingen in de temperatuur gevonden, met variaties in de temperatuur oplopend tot gemiddeld 10°C, de zgn. Dansgaard-Oeschger gebeurtenissen.

Er zijn echter nog veel meer periodes van snelle temperatuurwisselingen in de klimatologische geschiedenis aan te wijzen. Zo is er een periode van snelle opwarming tussen 18.000 en 14.500 jaar geleden op Groenland, de Bolling-Allerodperiode. Daarna, ongeveer 12.700 jaar geleden begon een heftige afkoelingsperiode, de Jongere Dryas periode die 1350 jaar duurde, waarin de gemiddelde jaartemperatuur op Groenland maar liefst 17°C kouder was dan tegenwoordig. Rond 11.500 jaar geleden herstelde de temperatuur zich weer even spectaculair, met ongeveer 10°C per decade!

Het zijn deze periodes die die maken dat de Golfstroom in de Noordelijke Atlantische Oceaan als belangrijkste kandidaat kan worden aanwezen, die verantwoordelijk is voor deze grillige klimaat bewegingen. Het kan immers nauwelijks toeval zijn dat in deze periode ook belangrijke zoetwaterbassins in Canada volledig leegstroomden. Grote hoeveelheden zoetwater lekten in de Atlantische Oceaan waardoor de golfstroom kan worden geblokkeerd.

Dat dit grote consequenties heeft kan worden geïllustreerd door het werk van Hendrik M. van Aken (gepubliceerd in GEA, december 2008) verbonden aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek:
“Doordat de aarde een bol is en de zon gemiddeld recht boven de evenaar staat, ontvangen de equatoriale gebieden veel meer zonnestraling per vierkante meter dan de polaire gebieden. Het grote temperatuurverschil dat hierdoor in principe zou ontstaan wordt echter gematigd door de ‘klimaatmachine’ – de stromingen in de atmosfeer (winden) en de oceaan – die warmte van de tropen naar de polaire breedtes brengt.

Tussen de 30° en 40°NB is dit totale warmtetransport in het huidige klimaat bijna 6 PW (1 peta-Watt = 1015 Watt.) (Ter vergelijking, het vermogen van energiecentrales wordt aangeduid in mega-(106) Watt).
Op lagere en hogere breedten is het minder: 3 PW op 10°NB en 2,2 PW op 70°NB. Bij dit netto poolwaartse transport van warmte door de oceaan moeten we niet alleen denken aan warme stromingen zoals de Golfstroom naar de pool, maar ook aan koude stromingen weg van de pool naar de evenaar. – Transport van relatief koud water naar de tropen komt warmte-technisch overeen met transport van relatief warm water naar de pool. –
De bijdrage van de Noord-Atlantische Oceaan aan dit warmtetransport is afhankelijk van de zeestromingen en de temperatuurverdeling.
Een schatting van het noordwaartse warmtetransport in deze oceaan is weergegeven in Afb. 2. We zien dat op 10°NB de stromingen in de Atlantische Oceaan 1,2 PW naar het noorden brengen. Dat is maar liefst 40% van het totale noordwaartse warmtetransport op deze breedte. Bedenk daarbij dat de Atlantische Oceaan op deze geografische breedte maar ongeveer 15% van de aarde omspant en ruim drie maal zo smal is als de Stille Oceaan die daar 25% van het noordwaartse warmtetransport verzorgt (0,8 PW). In de (sub)tropen is de Atlantische Oceaan dus heel belangrijk voor het klimaat van het noordelijke halfrond.

De onderstaande afbeelding toont een bijzondere Atlantische karakteristiek die je niet vindt in de andere oceanen: vanaf de breedte van Kaapstad (ongeveer 30°ZB) tot aan IJsland (64°NB) is het netto warmtetransport in de Atlantische Oceaan positief, dat wil zeggen naar het noorden gericht.”

Dat betekent naar alle waarschijnlijkheid dat de zeestromingen in deze oceaan ook warmte transporteren naar onze breedten afkomstig uit de andere oceanen. En dat kan kloppen.

Op youtube is  overigens een kort illustratief filmpje te zien waarin duidelijk wordt dat het warme water van de Indische Oceaan inderdaad de Atlantische Oceaan binnenstroomt, maar met hindernissen. Hierover later meer.

De verplaatsing van de continenten heeft meerdere belangrijke klimaatverschuivingen veroorzaakt. Zo zal de botsing tussen de continenten van India en Eurazië, welke de vorming van de Himalaya-gebergte tot gevolg had, niet losstaan van de extreme opwarming tijdens deze periode (het Paleoceen-eocene thermale maximum).
Dat het afsnijden van golfstromen belangrijke klimatologische gevolgen kan hebben, werd ook duidelijk tijdens reconstructies van zeeniveau-veranderingen en van Groenlandse ijskernen door Hu et al. (2012).
Op basis van zijn onderzoek bleek dat abrupte klimaatveranderingen in het verleden alleen voorkwamen bij zeeniveaus die meer dan 50 meter beneden het huidige niveau doken. Dat gebeurde ook tijdens de laatste ijstijd.
Maar bij dit peil, van bij 50 meter beneden het huidige niveau, komt ook de landbrug tussen Azië en Amerika bloot te liggen. -Tijdens de laatste ijstijd werd deze overigens landbrug ook als zodanig gebruikt om Amerika te kunnen koloniseren.-

Maar deze landbrug, waar we normaal gesproken de Beringstraat terugvinden, heeft ook tot gevolg dat het water van de Stille Oceaan niet langer kan doordringen tot de Noordelijke IJszee en dus de Atlantische Oceaan. De Amerikaanse onderzoekers concludeerden hieruit dat de Beringstraat fungeert als een soort van schakelaar voor de Warme Golfstroom (AMOC).

Misschien is een bedijking dan wel de oplossing voor degenen die nog eens een flinke Elfstedentocht willen meemaken?

 

De afscheiding van Antarctica

Toch is de misschien is de meest in het oog springende verandering voor het klimaat, die welke werd veroorzaakt door de reis van het continent Antarctica naar de Zuidpool. Deze reis begon ongeveer 175 miljoen jaar geleden en het continent arriveerde 65 miljoen jaar geleden op haar huidige locatie. Wel was het eerst nog verbonden via een smalle landstrook aan Zuid Amerika en aan Australië. Maar ook hiervan maakte het zich, 34 miljoen jaar geleden, definitief los.

Een internationaal team onder aanvoering van de Universiteit van Utrecht (Houben at al, 2013) bracht aan het licht dat zich, tot 53 miljoen jaar geleden, op Antarctica nog een subtropisch regenwoud bevond. Tot 34 miljoen jaar geleden was Antarctica nog warm en weelderig begroeid, maar met het zich losmaken van Zuid Amerika sloeg het noodlot toe. Er ontwikkelden zich gletsjers die zich binnen 200.000 jaar over het gehele continent verspreiden om de Zuidpool haar huidige bevroren gezicht te geven.
Dit was ook het punt (misschien niet helemaal toevallig) waarop de evolutie van pinguïns en walvissen begon.

Katz et al (2011) hebben aannemelijk gemaakt dat het ontstaan van de zeestraat en de heftige klimaatsverandering op de Zuidpool, niet losstaan van elkaar.
Op het moment dat Antarctica zich losmaakte van de laatste verbinding met het vasteland van Zuid Amerika, kon zich een sterke stroming rondom de Zuidpool ontwikkelen; de Westenwinddrift, of in fraai Engels: de Antarctic Circumpolar Current (ACC). Deze stroming rondom geheel Antarctica blokkeerde vervolgens de toevoer van het warme oceaanwater wat tot dan toe voor een geheel ander klimaat had gezorgd.

De nu ontstane Drake passage opende en sloot zich gedurende de afgelopen 34 miljoen jaar nog enige malen en iedere keer weer zorgde dit voor forse temperatuurverschillen, zoals uit de onderstaande grafiek valt af te lezen:

Na de ontwikkeling van de Drake passage, 34 miljoen jaar geleden, sloot de Drake passage zich weer, 26 miljoen jaar geleden, door dalende waterstanden, waarschijnlijk veroorzaakt door de massale ijsvorming op de Zuidpool. En we zien nu dat Antarctica weer opwarmde.
Voldoende om de waterstanden weer te laten stijgen, totdat de Drake passage 14 miljoen jaar geleden weer onder water verdween en de ACC opnieuw met haar verkoelende werk op Antarctica kon opstarten.

De Westenwinddrift

Al vanaf de ontdekking van de golfstromen in de Oceanen splitsten de theoretici zich in twee kampen met betrekking tot de vraag wat het nu precies is wat deze wateren tot op zeer grote diepte aanjaagt tot beweging. De ene groep was van mening dat het oppervlaktewater in beweging werd gezet door krachtige, gelijkmatige winden als de passaat, terwijl anderen de stromingen toeschreven aan verschillen in de temperatuur en dichtheid van het zeewater.
De dialogen aan het eind van de negentiende eeuw tussen de Britse bioloog W.B. Carpenter, die meende dat door het zinken van het oppervlaktewater in de poolzee, door afkoeling en toename van de zoutgraad, warm water van de evenaar naar de polen trok, en de Schotse geoloog J. Croll, voorstander van de theorie van de winddrift, gaven geen doorslaggevende bewijzen voor een van de beide theorieën.

Onderzoek in de jaren zeventig van de vorige eeuw leidde echter tot de suggestie dat de energie die vrijkomt bij de getijden mogelijk van invloed zou kunnen zijn als aandrijvend mechanisme achter de golfstromen:
“Getijdegolven zijn een reactie van de oceanen en de Aarde op de aantrekkingskracht van andere hemellichamen. Door de beweging relatief tot de Aarde zal deze aantrekkingskracht in de tijd veranderlijk zijn en vanwege de eindige grootte van de Aarde, varieert deze aantrekkingskracht ook over het oppervlakte van de Aarde…
Hoewel de maan klein is in vergelijking met de andere hemellichamen en speciaal de zon, staat zij ook veel dichter bij de Aarde dan deze andere hemellichamen, waardoor zij toch de grootste invloed heeft op de Aardse getijden.”
Dat er weinig aandacht bestaat voor de getijdenenergie als mogelijke aanjager voor de golfstromen komt vooral door de volgende vrij voor de hand liggende gedachtegang, hier gevonden in de Wolf et al (1990):
“De gedachte dat we door het uitvoeren van voldoende waarnemingen met stroommeters kwantitatieve kennis kunnen vergaren is aantrekkelijk, maar niet juist. De grootte van de waterbeweging in de Noordzee wordt voornamelijk bepaald door de sterke getijdenstroom, maar die beweegt het water slechts regelmatig heen en weer. Om kwantitatief de resterende circulatie te bepalen, moet eerst de getijdencomponent uit de waarnemingen worden verwijderd. De in het algemeen veel kleinere reststroom die we dan overhouden blijkt echter sterk te variëren.”

Het getij kan blijkbaar niet worden losgedacht van eb en vloed, de heen- en weer-beweging van het water. Eb en vloed hangen samen met landmassa’s. De grote watermassa’s op Aarde worden, zoals in de bijgevoegde figuur wordt duidelijk gemaakt, opgestuwd door de maan. Echter, de getijdegolf die door de aantrekkingskracht van de maan wordt opgewekt, kan niet overal worden gevolgd. Daar waar het land de doorgang versperd, komt de vloedgolf tot stilstand en zal vervolgens door de vrij snel volgende eb-situatie worden teruggedreven naar de oorspronkelijke uitgangspositie. Inderdaad een simpele heen- en weer-beweging.

Dit geldt echter niet voor de strook nabij de Zuidelijke IJszee, tussen 55 en 65 graden zuiderbreedte. Hier bevindt zich een oceaanband die niet door land wordt onderbroken en waar de getijgolf zich (theoretisch) ongehinderd kan voortplanten.

Rond de Zuidpool zou dus een ronddraaiende getijdegolf kunnen ontstaan. En inderdaad heeft de westenwinddrift  twee golfruggen, precies tegenover elkaar en twee golfdalen daartussen.
De ene golfrug ontstaat dan door de aantrekkingskracht van de maan, de ander door de centrifugale kracht die ontstaat door de draaiende beweging van de aarde en maan om hun gemeenschappelijke zwaartepunt.

Het vereist dan ook niet veel fantasie om de kracht van de Westenwinddrift, (de Antartic Circumpolar Current (ACC)) de sterkste golfstroom van de Aarde, die niet door verschillen in zoutgehalte en afzinken van zwaarder water, noch door de wind te verklaren is, tenminste voor een fors deel te verklaren als een ongeremde getijdegolf die zich op deze breedtegraad vrij kan uitleven. Door de interferentie van de verschillende golflengten zou dan ook verklaarbaar zijn waarom de ACC zich blijkbaar alleen in bepaalde fases (interfererende staande golven) kan bevinden.

Een relatief recente ontdekking van P. Baines (1998) heeft deze hypothese overigens bekrachtigd. In de ACC blijken zich nl. twee poelen van warm en koud water tegenover elkaar te bevinden, die met de ACC mee lijken te bewegen. De omloopsnelheid van deze regio’s (die zich als eb- en vloed regio’s lijken te gedragen) bedraagt 8-9 jaar, wat overeen komt met de omloopsnelheid van de ACC zelf, maar ook met de de 8,85 jarige cyclus van de maan die wordt veroorzaakt doordat de lange as van de ellips van de baan die de maan doorloopt in deze tijd rond de aarde roteert.

De ACC is bovendien opmerkelijk stabiel, wat dus ook pleit voor een stabiele oorzaak van deze golfstroom. De onderzoekers Whitworth and Peterson (1985) concludeerden bij hun studie aan de Drake passage, dat bij een gemiddeld transport van 123 Sverdrup (Sv, één Sverdrup is gelijk aan 106 m³/s) veelal slechts een afwijking kon worden gevonden van ongeveer 10 Sv.

Er konden, zoals te zien is in de hiernaast weergegeven  figuur slechts twee voorbeelden worden gevonden (in juli 1978 en juni/juli 1981) van grotere fluctuaties (ongeveer 50 Sv). (Meredith, et al, 2010)

Aanjager van de golfstromen

De invloed van de ACC beperkt zich echter niet tot de Zuidpool alleen. Zoals hierboven al uiteen gezet is het debiet van de ACC, zoals verwacht mag worden als het inderdaad wordt aangedreven door een interne resonantie van de getijden, opmerkelijk stabiel.
Dit geldt echter niet voor het stromingspatroon van de ACC. Verschillende onderzoeken laten zien dat de ACC, mogelijk afhankelijk van de omvang van het zee-ijs rondom Antarctica, zich zowel in Noordelijke, dan wel Zuidelijke richting kan verplaatsen.

Uit het onderzoek van F. Peeters (Nature 430, 661-665) blijkt dat de ijstijden, die zich in het Noordelijk halfrond voordeden, werden voorafgegaan door een blokkade door de ACC van de Agulhas-passage bij Zuid-Afrika.

Dit klinkt bijzonder, maar uit de bovenstaande figuren kan vrij gemakkelijk worden gezien dat de noordelijke begrenzing van de ACC normaliter de Agulhas stroom bijna raakt, wat fraaie draaikolken tot gevolg heeft, omdat beide golfstromen in een tegengestelde richting stromen.
Maar een Noordelijke verschuiving van ACC betekent dus een grotere weerstand voor de Agulhas stroming, wat in extreme gevallen blijkbaar zelfs tot blokkades kan leiden.
Peeters constateerde dus dat de ijstijden van het Noordelijk halfrond werden vooraf gegaan door een dergelijke blokkade.

Misschien is het goed om nog even te herhalen:
het warme water van de Indische Oceaan zich kan verspreiden in de Atlantische Oceaan, waardoor de Atlantische golfstroom wordt opgestart. Het (warme) water van de Indische oceaan draagt naar alle waarschijnlijk veel bij tot de grootte van het Noordwaardse warmtetransport in de Atlantische Oceaan. Wanneer deze bijdrage wegvalt door een blokkade van de Aghulas-passage kan worden verwacht dat dit belangrijke consequenties heeft voor het klimaat van het Noordelijk halfrond. Het wordt kouder.

Maar dat betekent natuurlijk ook iets voor het Zuidelijke halfrond. Wanneer het warme water van de Indische Oceaan niet (of veel minder) wegvloeit naar de Atlantische Oceaan, zal dit water in de Indische Oceaan blijven en het zal daar voor opwarming zorgen.

Dit is dan ook precies wat werd geconstateerd gedurende de laatste ijstijd, de Jongere Dryas-periode. Al in 2010 publiceerden Kaplan et al. in Nature 467, p. 194-199 over de terugtrekkende beweging die de gletsjers van Nieuw Zeeland maakten, gedurende de ijstijden op het Noordelijk halfrond, ongeveer 13.000 jaar geleden.
Tegelijkertijd steeg dus de temperatuur van de Zuidpool en slonken de gletsjers op het Zuidelijk halfrond binnen duizend jaar tot ongeveer de helft van het oorspronkelijke niveau.
Peeters vermoedt dan ook een causaal verband tussen de beide gebeurtenissen, ook al omdat het einde van deze ijstijden werd ingeluid door een “Vigorous exchange between the Indian and Atlantic oceans at the end of the past five glacial periods”.

De theorie van Peeters werd door onderzoekingen van P. Scussolini et al. (2013) bevestigd. De auteurs concluderen in dit onderzoek:

“Onze gegevens (…)  laten zien dat de wateren van de Indische Oceaan in de Zuid-Atlantische circulatie terechtkwamen. Dit levert cruciale steun voor de visie op een prominente rol van de Agulhas-lekkage in de verschuiving van een glaciale naar een interglaciale modus van de Atlantische circulatie.”

Flip-flop, of aanwijzingen voor een cyclus

De temperatuur van de afgelopen honderd jaar is wereldwijd in verschillende perioden toe- en afgenomen.

Samengevat zien we een daling van de temperatuur ongeveer tussen 1900 en 1915 een flinke stijging ongeveer tussen 1915 en 1945, een daling/stabilisatie ongeveer tussen 1945 en 1980, opnieuw een flinke stijging ongeveer tussen 1980 en 2000 en vervolgens weer een stabilisatie tussen 2000 en nu.
De gebeurtenissen op de Noord- en Zuidpool blijken zich vervolgens in de afgelopen eeuw vrij secuur patroon te herhalen.

De onderzoeken waarin deze klimaatschommelingen aandacht krijgen kunnen wellicht niet toevallig voornamelijk in Scandinavië worden gevonden. Zo was er in 2007 het onderzoek: “The Earth’s climate is seesawing” door Svante Björck, Karl Ljung and Dan Hammarlund.

In https://wattsupwiththat.com/2007/05/02/earths-climate-is-see-sawing/ kan nog een Engelstalige samenvatting van het onderzoek worden gevonden. Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd:

“De afgelopen 10.000 jaar heeft het klimaat tussen de Noord- en de Zuid-Atlantische Oceaan een schommeling gekend. Zoals blijkt uit bevindingen, gepresenteerd door wetenschappers van de Universiteit van Lund, Zweden, kwamen koude periodes in het noorden overeen met warmte in het zuiden, en omgekeerd. Deze resultaten impliceren dat Europa mogelijk een iets koelere toekomst tegemoet gaat dan voorspeld door het IPCC, het Intergouvernementeel Panel voor Klimaatverandering. (..)

gedurende de afgelopen 9000 jaar kunnen we een aanhoudend ‘seesaw-patroon’ identificeren. Toen de Zuid-Atlantische Oceaan warm was, was het koud in de Noord-Atlantische Oceaan en omgekeerd.

Dit komt goed overeen met de afkoelingstrend die te zien is in gegevens over de oppervlaktetemperatuur van ongeveer 1940 tot eind jaren zeventig, toen ‘mondiale afkoeling’ een grote zorg was voor wetenschappers. Nu lijkt het erop dat we ons aan de andere kant van deze cyclus bevinden en dat het ijs weer aan het smelten is.”

In een interview met een van de auteurs, Professor Björck, maakt hij de volgende opmerkingen:
“Na het einde van de laatste ijstijd werden beide halfronden warmer als gevolg van smeltende ijskappen, maar gedurende de afgelopen 9000 jaar kunnen we een aanhoudend ‘seesaw-patroon’ identificeren. Toen de Zuid-Atlantische Oceaan warm was, was het koud in de Noord-Atlantische Oceaan en omgekeerd.

Dit houdt zeker verband met de grootschalige oceaancirculatie in de Atlantische Oceaan. (…) Dit resulteert in zuidwaarts stromend koud water dat wordt vervangen door warm oppervlaktewater dat vanuit de tropen en uiteindelijk vanuit de Zuid-Atlantische Oceaan naar hoge noordelijke breedtegraden wordt gebracht, zegt Svante Björck, en hij vervolgt:

Het is bekend dat dit herhaaldelijk is gebeurd tijdens het huidige Interglaciaal (de warme periode sinds de laatste ijstijd). Er hebben zich de afgelopen tijd kleine verstoringen voorgedaan, zoals de Great Salt Anomaly in de jaren zeventig, die de kabeljauwpopulatie rond de Faeröer ernstig heeft getroffen. Onze resultaten van Nightingale Island in de Tristan da Cunha-eilandengroep, tussen Zuid-Afrika en Argentinië, geven voor het eerst bewijs van de opwarming van de Zuid-Atlantische Oceaan in relatie met afkoeling in het noorden. Dit is een grote doorbraak in het paleoklimaatonderzoek.”

Datgene wat we nu als opwarming van het klimaat ervaren is in deze visie met name terug te voeren op schommelingen van de koers van de ACC, waardoor op enig moment blokkades kunnen worden gevormd voor een goede doorstroming van de Agulhas-passage, met een ijzig gevolg voor het Noordelijk halfrond als gevolg.

Het is in de technical summary van de IPCC rapport AR5 dat een belangrijke indicatie daarvoor kan worden gevonden dat het bovenstaande proces van klimaatcycli inderdaad een belangrijke concurrent van de koolstof-hypothese blijkt te zijn.
Terloops wordt hierin (blz. 40) opgemerkt dat: “Er wordt echter met gemiddelde zekerheid een zuidwaartse verschuiving van de ACC met ongeveer 1 breedtegraad waargenomen in de gegevens over de periode 1950-2010.”
De onderzoeken van Böning et al, 2008; Gille, 2008; Morrow et al, 2008; Sololov and Rintoul, 2009; en Kazim, 2012 gaven hierbij volgens blz 285 van de AR5 de doorslag.
Het gaat hierbij dus om een verplaatsing van de ACC over een afstand van 111 km naar zuidelijke richting. Dit lijkt op wereldschaal misschien weinig, maar gelet op de breedte van de ACC kan dit zomaar betekenen dat er heel wat meer warm water via de Agulhas passage naar de Atlantische oceaan kan doorstromen. Met uiteraard flinke gevolgen voor het klimaat van Europa.

Recente ontwikkelingen

Het seesaw-patroon tussen de polen past bij een theorie die net zolang opgaat tot hij niet meer klopt en dat bleek in 2015 te gebeuren. Ondanks een min of meer gelijk blijvende hoeveelheid Arctisch zeeijs daalde de hoeveelheid zeeijs rondom de zuidpool drastisch; net als je denkt het te begrijpen…

Het vervelende hierbij is natuurlijk ook, zoals ook W. Eschenbach nogal droog constateert in zijn blog op WUWT dat niemand weet waarom dit heeft plaatsgevonden.

In een van haar verklaringen voor de Amerikaanse senaat (8 december 2015) verklaart Judith Curry nogal stellig dat het terugtrekkende zee-ijs op Antarctica wordt veroorzaakt door een ‘El Nino-event’, maar was dat niet een wel erg forse terugval voor een gebeurtenis die toch heel regelmatig plaats vindt.

Er zijn dan natuurlijk nog flink wat andere mogelijkheden: Heeft de ACC koers zich gestabiliseerd/ is die toch weer wat meer Noordelijk gaan stromen?  Misschien toch veel meer vulkanische activiteit in de Zuidelijke IJszee dan gedacht?

Nu is dat laatste misschien niet zo’n gek idee als het misschien lijkt. In een gebied dat het West-Antarctisch rift-systeem genoemd wordt, wat zich uitstrekt over 3.500 kilometer van de Ross-zee en de Ross-ijsplaat tot het Antarctisch schiereiland, werd in 2017 de grootste concentratie van vulkanen ter wereld ontdekt.

Wanneer we dan de resultatenkaart van het Argo-project van 2005 tot 2023 er eens naast leggen dan zien we dat juist in dit gebied nogal onverwacht een flinke opwarming heeft plaats gevonden gedurende de onderzoeksperiode;

Maar er zijn wel meer opvallende zaken uit dit onderzoek te halen. Geheel in lijn met de constatering dat de ACC naar het zuiden is afgezakt zien we op zuidelijke begrenzing van de ACC overal een flinke opwarming. Ook in het gebied van de Noord- Atlantische Drift (AMOC) zien we een vergelijkbare opwarming, wat natuurlijk helemaal conform de hierboven uitgewerkte theorie is.

Niet te begrijpen is overigens waardoor de Noordpool boven Scandinavië en Nova Zembla zo fors is afgekoeld (er lijkt iets gebeurd te zijn bij de Beringstraat?). Ook weer iets wat vraagt om nader onderzoek, wat ik voorlopig ook weer niet zie gebeuren. ‘Afkoeling’ is nu eenmaal niet bepaald het meest ‘hotte onderzoek item’ is geweest de afgelopen jaren.