Energieverkenning III; besparingen in detail

Ik heb er al in mijn eerste energieverkenning over gehad; het is best lastig om de productie van energie een beetje in beeld te krijgen. De KEV 2022 is daar een goede hulp bij, ook al is blijkbaar ook voor de samenstellers blijkbaar erg lastig om de getallen op de goede plaats te krijgen. Wat misschien niet raar is, omdat het toch gaat over de data van 82 tabellen en dan nog 5 kerntabellen over het energiegebruik in Nederland.

Voorbehoud

Maar misschien is het toch goed om dit niet al te snel met de mantel der liefde te bedekken (foutjes worden nu eenmaal gemaakt), het heeft me heel wat uren rekenwerk gekost om bepaalde optellingen zoveel mogelijk kloppend te krijgen. Helemaal kloppend maken bleek overigens ook niet te kunnen, omdat bepaalde cruciale waardes in de verschillende tabellen niet overeen komen.
Een klein voorbeeld: het finaal eindgebruik voor elektriciteit voor industrie in 2030, genoemd in tabel 27b (Energieverbruik en –productie sector industrie, 164 PetaJoule (PJ)) komt niet overeen komt met de waarde die hiervoor in tabel 47b (energiebalans, 178 PJ) is gegeven. Een ander fijn voorbeeld, de waarden voor energieverbruik voor mobiliteit in dezelfde tabel 47b (ook in tabel 47a overigens), in het jaar 2030, blijken volgens de tabel 34b (energieverbruik in de sector mobiliteit) de waarden te zijn voor het jaar 2025. Toch een verschilletje van 10 PJ. Totaal hernieuwbaar in tabel 14b is 341 petajoule voor 2021, in tabel 15a en b is het voor dit jaar weer een bijdrage tussen de 204,9 en 268,6 PJ.
Dit natuurlijk geen uitputtende lijst, maar het zijn data die mijn rekenwerk voor de jaren 2021 en 2030 behoorlijk frustreerden. Het maakt rekenen best lastig.
En natuurlijk is er dan nog het taalgebruik voor ingewijden, wat niet altijd even logisch te volgen is. Het verschil tussen “Finaal gebruik voor warmte” voor de industrie (377 PJ in 2030)) en het “Eigen verbruik voor warmte” (149 PJ in 2030) is voor mij ondanks de uitgebreide balans-overzicht volstrekt onherleidbaar, maar moet volgens de tekst gewoon bij elkaar worden opgeteld om tot het totaal verbruik te komen. Dat heb ik dan ook maar gedaan.
Een ander soort van waarschuwing, dit wordt taai leesvoer vrees ik…

Elektrificering

Ondanks deze voor-waarschuwingen is het aan de hand van de KEV- data best simpel te herleiden waar de grote bezuinigingen voor de energie transitie gevonden moeten worden. In Tabel 45: ‘Energiebalans 2021’ is vrij overzichtelijk te zien dat er grote hoeveelheden energie worden gebruikt voor de inzet voor elektriciteit/ WKK omzetting, nl. 849 PJ (volgens mijn berekeningen zelfs 857 PJ). Dat is behoorlijk wat op een totaal van 3023 PJ. Hiermee wordt 319 PJ elektriciteit en 168 PJ aan warmte geproduceerd, wat dus een totaal omzettingsverlies van 370 PJ oplevert.
Totale winning van zonne- en windstroom is 105 PJ in 2021, waardoor 424 PJ aan elektriciteit valt te verdelen. Volgens de elektriciteitsbalans van tabel 19b moet dit zelfs 434 PJ zijn, onduidelijk is waardoor dit verschil wordt veroorzaakt (overige productie 9 PJ?).
In de energiebalans van 2030 zien we al een heel ander beeld. De totale inzet voor elektriciteit/ WKK omzetting is zo ongeveer gehalveerd naar 401 PJ. Hiermee wordt 138 PJ elektriciteit en 108 PJ aan warmte geproduceerd, wat dus een totaal omzettingsverlies van 154 PJ oplevert.
Totale winning van zonne- en windstroom zou dan 414 PJ bedragen, waardoor 552 PJ aan elektriciteit valt te verdelen, waarmee ik goed binnen de range van tabel 19b zit (545-599 PJ).
– Voor alle duidelijkheid; het gaat hier dan om de energieopwekking/ omzetting van de hele Nederlandse samenleving, en niet om de energieopwekking van de elektriciteitsproductie alleen, die hieronder in beeld wordt gebracht.-  
Het lijkt mij dan ook een goed idee om deze zaak eens van onderaf te beginnen, op basis van de tabellenbijlagen van de KEV 2022, en dus niet aan de hand van de voorgekauwde data uit het rapport zelf. En daarmee moet ik dan dus ook terug komen op data die ik in die laatste verkenning (vorige blog) had gevonden.

Industrie

In mijn vorige energieverkenning kon ik vinden dat de industrie maar weinig hoefde aan te passen tot 2030. Een besparing van 20 PJ (2,7%) zou samen met centrale kooldioxideopslag voor een besparing van 12,3 Mton CO2 (23,1%) zorgen.
Dat ligt misschien toch iets anders. Uit het KEV valt te destilleren dat het totaal verbruik voor de industrie in 2021 maar liefst 1409 PJ is. Hiervan is een gedeelte ‘niet-energetisch’ (ofwel grondstof voor een bepaald product).
Daarnaast verdwijnt nog eens gedeelte als ‘omzettingsverlies’. Energiedragers worden ingezet in WKK installaties om zelf warmte en elektriciteit te produceren.
Deze energie is nodig voor warmte (bedrijfsprocessen én verwarming), elektriciteit en ‘overige omzettingen’). Omdat deze bijdrage niet is uitgewerkt voor de ‘energiedragers’ heb ik die niet verwerkt in de onderstaande tabellen.
De energie voor industriële processen wordt geleverd door kolen, olie, aardgas, zon en wind, biomassa, elektriciteit, directe warmte (‘restwarmte’ van andere bedrijven) en ‘overige energiedragers’. Op basis van op diverse internetsites te vinden calorische waarden kan daarmee ongeveer worden berekend om welke hoeveelheden grondstoffen het dan moet gaan.
Daarnaast is gebruik gemaakt van de Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2 emissiefactoren, versie januari 2020 van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Sinds 2004 publiceert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) jaarlijks de Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2-emissiefactoren.
In 2015 werd deze lijst volledig herzien in verband met de verplichting om bij internationale rapportages vanaf 2015 (eerste rapportage onder de tweede Kyoto budget periode) te rapporteren volgens de 2006 IPCC Guidelines. De CO2-emissie wordt hier uitgedrukt in kg CO2 per GigaJoule (GJ).
Voor de industrie moet de emissie van CO2 er dan voor de jaren 2021 en 2030 ongeveer zo uitzien:
Van de bezuinigingen ter grootte van 20 PJ kan ik in de uitgebreide tabellen die bij de KEV 2022 horen eigenlijk niets meer terug vinden. Wel is er natuurlijk één Mton CO2 reductie te vinden, wat samen met de geplande CO2 opslag (CCS) van 9 Mton, leidt tot een reductie van 10 Mton CO2. In het KEV-rapport gaat het toch om een wat grotere reductie van 12,3 Mton CO2-eq.

Gebouwde omgeving

Voor de sector ‘Gebouwde omgeving’ ziet het er zo uit:
Vooral het verschil tussen de hier berekende 30 Mton CO2 voor 2021 en de in de KEV te vinden 24,5 Mton CO2 emissie in 2021, springt er dan uit (o.a. figuur 5.6).
Ik weet niet goed hoe dit grote verschil te verklaren. In de tabellen behorend bij de KEV 2022, is toch duidelijk af te lezen, dat het aardgasverbruik voor ‘bebouwde omgeving’ 431 MJ bedraagt.
Aan de hand van de Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2 emissiefactoren, versie januari 2020, zien we dat aardgas zorgt voor een hoeveelheid van 56,6 kg CO2 per GJ. Bij een totaal verbruik van 431 PJ zorgt dat alleen al voor een emissie van 24,4 Mton CO2. De overige energiedragers moeten daar natuurlijk nog wel bij opgeteld worden. Foutje?
De dan genoemde besparing van 4 Mton CO2 valt hierdoor wel wat groter uit natuurlijk. Volgens de tekst van het rapport zou dit 6,1 Mton CO2-eq. reductie geven, ik kom hier tot 10,29 Mton CO2-eq.

Landbouw

Voor de landbouw zijn de volgende getallen uit de tabellen van de KEV 2022 te halen:
Het is duidelijk dat we hier alleen de CO2 door het energieverbruik hebben doorgerekend. Een veel grotere factor is natuurlijk de methaan emissie door de landbouw, wat in de eindberekening van de KEV 2022 nadrukkelijk wel is meegenomen (volgens tabel 5.11 ongeveer 14 Mton CO2-eq.). De berekende reductie is 2,92 wat aardig overeen komt met de uit de tekst van het rapport gedestilleerde 3,7 Mton reductie.

Mobiliteit

De laatste verbruikers categorie is de mobiliteit. Dan gaat het om de volgende hoeveelheden:
De tabellen bij de KEV voor 2021 laten een duidelijk lager energieverbruik zien (434 PJ in 2021), maar onduidelijk is hoe daar aan wordt gekomen, wanneer we hier tabel 34b naast leggen.
De figuur 5.15 ut het rapport zelf is inderdaad niet heel erg duidelijk, maar dat zal dan wel met alle corona-perikelen te maken hebben. Qua CO2 reductie (1,6 Mton volgens de vorige blog) klopt de hier berekende 2,17 Mton reductie wel aardig.
Voor de vier bovengenoemde sectoren is er dus een totale afname van ongeveer 28 Mton CO2-equivalent, wat dus ongeveer 4 Mton meer is dan de uit het rapport gehaalde (in de vorige blog gevonden) 23,7 Mton CO2-eq. Maar de grote klapper moet natuurlijk nog komen, die te vinden is bij de laatste te bespreken categorie, de elektriciteitsproductie.

Elektriciteit

Het is al aangekondigd, de fossiele inzet voor elektriciteitsproductie zal flink afnemen:
De winning van energie (zon en wind) zal in de komende zeven jaar echter tot grootse hoogten stijgen. Van 67 PJ per jaar nu, tot 352 PJ per jaar in 2030.
De totale elektriciteitsaflevering neemt hierdoor toe van 279 PJ per jaar naar 406 PJ per jaar omdat de omzettingsverliezen ook fors afnemen. In 2021 wordt naast 35 PJ warmteproductie 230 PJ elektriciteit geproduceerd. In 2030 zou dat 75 PJ elektriciteit moeten zijn en 26 PJ warmte. De interne en transportverliezen blijven in die jaren ongeveer gelijk (rond de 20 PJ).
In 2021 was er hierdoor een import van 3 PJ aan elektriciteit bij een totale afname van 273 PJ aan elektriciteit, terwijl voor het jaar 2030 een export van 85 PJ kan worden verwacht bij een Nederlandse afname van 321 PJ.
Om te komen tot het daadwerkelijke verbruik moet voor de verschillende sectoren wél het elektriciteitsverbruik worden afgetrokken, om dubbeltellingen te voorkomen. Het totaal is het Nederlandse verbruik minus het niet-energetische verbruik.
Door dit alles hebben we een volgende energie en CO2-balans voor de jaren 2021 en 2030:
En hiermee zitten we dus meestal aardig binnen de bandbreedtes die in kerntabel 3 van het KEV 2022 worden genoemd, zie vorige blog, maar er zijn toch ook wel forse verschillen die maar moeilijk zijn te herleiden. Kerntabel 3 uit de KEV 2022 gaf immers nog de volgende aantallen:
De goede vraag die dan nog overblijft; hoe reëel is dit scenario nu eigenlijk? Een vraag met een aantal deelvragen: tegen welke problemen loopt deze nieuwe manier van energievoorziening nu eigenlijk aan? Is het allemaal wel betaalbaar? En komt het door de klimaatverandering dat we dit allemaal willen?
Goede vragen voor een volgende blog over dit onderwerp…

Geplaatst

in

door

Tags: