Nieuwe webpagina’s

André Köbben was een Nederlands cultureel antropoloog, beleidsadviseur en essayist, een invloedrijk leermeester van generaties van Nederlandse antropologen.

In zijn bundel ‘de weerbarstige waarheid’ staat hij stil bij een van de meest prominente denkers van onze geschiedenis, Hugo de Groot. Köppen citeert diens biograaf die stil staat bij een opvallend kenmerk van het denken van De Groot: de totale afwezigheid van de gedachte dat hij zich zou kunnen vergissen. De overtuiging dat alles wat hij schreef de waarheid was en niets dan de waarheid.

En De Groot was chauvinist. Een mooi voorbeeld haalt Köbben aan als De Groot een vergelijk maakt tussen de Hollanders van zijn tijd en de oude Grieken en Romeinen. De Nederlanders waren eigenlijk overal beter in:

‘In Athene zowel als in Rome waren het slaven die de geneeskunst uitoefenden, ik weet niet of ik daarover lachen zal of mij vertoornen… Bij ons is er een gelukkige overvloed van geneesheren en zij genieten het vertrouwen en achting die zij verdienen […] De Grieken hielden een maansverduistering voor een ongunstig voorteken. Dat getuigt van een onwetendheid die belachelijk is, hoe kunnen mensen in een zo duidelijke zaak zo schandelijk dwalen? […] De Romeinen dachten dat bij onze tegenvoeters de regen van beneden naar boven zou vallen en de bomen van boven naar beneden zouden groeien, kan men iets onnozelers denken of zeggen?
In Holland daarentegen tellen de wetenschappen de ervarenste lieden onder haar leraars en ene grote schaar van leerlingen […] Wat de dichtkunst betreft, hoe schamen wij ons niet voor Cicero wanneer hij verzen maakte!
Het is waar, in de keizertijd had Rome grote dichters, maar het was toen met de zeden slecht gesteld. Om zo veel te meer moet men zich billijk over ons vaderland verwonderen dat even zo voortreffelijke dichters als de ouden heeft én goede zeden.’

Zijn geesteshouding vergiftigde de theologische disputen, waarin hij verwikkeld raakte. Hij beschouwde zichzelf als de stem der waarheid. Dus kon de tegenstander die dingen anders zag alleen een schurk zijn of een dwaas. Of beide’.

Hugo de Groot is toch een van onze belangrijkste juristen ooit, die zelfs ver buiten onze landsgrenzen werd geroemd als ‘Homo universalis’.
Het ligt dus blijkbaar niet aan de verstandelijke vermogens om gegrepen te worden door het ‘eigen gelijk’.

We zien deze mentaliteit helaas maar al te vaak terug in onze huidige vaak bedroevende ‘debatten’ over toch wetenschappelijke onderwerpen als het klimaat en stikstof. En het lijkt me dat veel van de problemen zijn terug te voeren op een gebruik van jargon, waarin men al snel een medestander of een tegenstrever herkent, waarbij de een wel en de ander niet kan rekenen op een ‘luisterend oor’.

Hoe het wel moet? Albert Vogel stelde het bijna honderd jaar geleden al in zijn ‘Rhetorica’:

“Men komt te spreken over een onderwerp, omdat men er toe gedwongen wordt door eigen aandrift, omdat het onderwerp ons speciaal boeit en ons noopt er over te spreken.

Daarbij moet men wel in het oog houden:

1e.  Dat men zijn onderwerp goed heeft te doorgronden;

2e.  dat men zich bewust behoort te zijn wat men te zeggen heeft. (…)

Men komt niet tot een daad, zonder doordrongen te zijn van de goede gronden hiervoor, dus van geldende motieven. Het motief is de beweegreden, of de drijfveer, waardoor het een en ander wordt voortgebracht en dat gesteund dient te worden door bewijzen.

De aaneenschakeling van motieven en bewijzen moet van dien aard zijn, dat deze een onverbroken geheel vormen, en elkaar verduidelijken en versterken.

Het bewijs of de bewijsvoering is de afleiding van de waarheid uit de waarheid van andere stellingen. Een bewijs is de aantoning van de waarheid van een feit en komt alleen te pas van een feit, niet van een recht. […] De geldigheid van een bewijs hangt af van de juistheid van de bewijsgronden en de nauwkeurigheid der gevolgtrekkingen.”

Om het maar even scherp te stellen…

Eigentijds

Maar internet heeft hierbij niet geholpen. Het woeste tempo waarin stukjes worden geschreven, maakt dat de bloemen door het onkruid nauwelijks nog zijn te bewonderen.
Het is nogal gemakkelijk om gegrepen te worden door bepaalde berichtgeving en daar een stukje over te schrijven, vanuit de ‘eigen waarheid’, in gemakkelijk voorbijgaan aan zowel het gelijk van de tegenstander, als de kwaliteit van de eigen argumenten.

Ik ben de afgelopen weken tot de conclusie gekomen dat het zelfs een beetje voor mijzelf geldt.

Voor mijzelf kwam ik vervolgens tot de conclusie dat het toch ook goed is om af en toe stil te staan bij waar je staat en wat je nu allemaal denkt en gelooft en ook, in hoeverre klopt dat nog bij de lijvige stukken die je in het verleden hebt geschreven.

Een soort van ‘eye-opener’ was er toen een van de lezers me confronteerde met wat ik had geschreven over het onderwerken van mest en de teloorgang van de weidevogels. Eigenlijk was ik het niet echt meer eens met mezelf.

Veel sterker gold dat nog voor mijn opvattingen over het klimaat, waar ik deze pagina’s toch ooit om was begonnen. Misschien niet zozeer met de opvattingen ten aanzien van het alarmisme of de opvattingen van de ‘lauw-warmers’, die zich voornamelijk concentreren op het beschrijven en ontkennen van de effecten van de klimaatverandering (overigens, niet dat ik het daarmee oneens ben). Maar het zijn niet echt onderzoeksvelden die zich de afgelopen jaren hebben ontwikkeld.

Dit in tegenstelling tot het denken rondom ‘de ontkenners’.

Ik ben nu gekomen tot een vijftal pagina’s waarin de vaste lezers waarschijnlijk wel het een en ander van mijn blogpagina’s zullen herkennen.

Een korte inhoudsopgave:

  1. Ontkenners: Geschiedenis van het broeikas-effect en waarom de wetenschap helemaal niet gesetteld is.

  2. De loodzware hitte: over het hydrostatische evenwicht en hoe dat uitpakt op andere planeten.

  3. Over de Planetary Boundary Layer (PBL of ABL) : waarom er toch een broeikas-effect is, maar wel heel anders.

  4. De biosfeer en het klimaat: over Gaia en de eencelligen en het grote uitsterven.

  5. De macro-biosfeer en het klimaat: waarom de zichtbare dieren geen showmodellen zijn.

Ik hoop hiermee aan te tonen dat ik in ieder geval geen ‘klimaat-ontkenner’ meer ben. Wél een CO2-effect ontkenner. Maar dat is toch heel anders.

En ons mooie weer van de laatste jaren?
De meest waarschijnlijke oorzaak is de sandwich waarin we zitten, tussen de opwarmende NAO (zie: 4.) in de winter, en de ecologische ramp die zich dankzij de Europese Unie aan het voltrekken is in Spanje (zie: 5.) in de zomer.

Daar dacht ik een poosje geleden toch heel anders over. Nee, ik ben geen Hugo.

Ik wens u veel leesplezier


Geplaatst

in

door

Tags: