Niklas Koppernigk werd 19 februari 1473 geboren in de Poolse stad in de stad Torun. Hoewel hij onder de opvoeding van zijn oom Lucas von Watzenrode Duitstalig opgroeide, beheerste hij als volwassene ook Pools, Latijn, Grieks en Italiaans.
Niklas had volgens Wikipedia een doctoraat in canoniek recht en was daarnaast arts, polyglot, geleerde van de klassieke oudheid, vertaler, gouverneur, diplomaat en econoom, echter allemaal zonder diploma. In de middeleeuwen tilde men hier nog niet zo zwaar aan.
Zoals in die tijd gebruikelijk onder geleerden (men schreef immers ook in het Latijn), gaf hij zichzelf een gelatiniseerde vorm van zijn naam: Nicolaus Copernicus.

Nicolaas Copernicus is de grondlegger van de moderne heliocentrische theorie, die stelt dat de zon in het midden van het zonnestelsel staat en dat de planeten eromheen draaien, dit in tegenstelling tot het destijds gebruikelijke geocentrische wereldbeeld, waarbij de aarde werd geacht het centrum van het heelal te vormen.
Enige ongerijmdheden in zijn theorie werden verbeterd door Johannes Keppler en Galileo Galilei, die maakten dat de visie van Copernicus algemeen aanvaard werd en dat sindsdien de zon als het middenpunt van ons zonnestelsel wordt gezien.
GMES
Het GMES (Global Monitoring for Environment and Security) genoemd, is een initiatief dat een kader schept voor Europese activiteiten in het gebied van aardobservatie. Het is een gezamenlijk initiatief van de Europese Commissie en de Europese Ruimtevaartorganisatie, in samenwerking met de lidstaten, de Europese organisatie voor weersatellieten, het Europees Centrum voor Weersverwachtingen op Middellange Termijn, het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, het Europees Milieuagentschap, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, Frontex, en het Satellietcentrum van de Europese Unie. Het doel is activiteiten in Europese aardobservatie te stroomlijnen, de besluitvorming bij te staan van publieke en particuliere instanties in Europa en het ondersteunen van onderzoek.
In 2012 veranderde de naam van GMES naar het Copernicus-programma. Het Copernicus-programma werd operationeel met de lancering van de eerste satelliet (Sentinel-1) op 3 april 2014. Een naamsverandering die het revolutionaire karakter van het onderzoek van GMES moest beklemtonen.
De data worden verzameld uit twee hoofdbronnen: de ruimtecomponent en de in-situ-metingen. De Europese Ruimtevaartorganisatie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de ruimte-component, terwijl het Europees Milieuagentschap verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de in-situdata. Deze data worden dan gebruikt voor de derde component: de servicecomponent.
Wikipedia meldt terloops dat wordt geschat dat de economische voordelen van het Copernicus-programma tussen 2006 en 2030 ongeveer 80 miljard euro zullen zijn. Ik weet niet of er nog erfgenamen zijn van Niklas Koppernigk zijn die iets met de beeld- en auteursrechten kunnen doen, maar het lijkt me een lucratieve bezigheid voor kanshebbers om dit uit te zoeken.
ESOTC 2024
Vorige week presenteerde het Copernicus Climate Change Service het ESOTC 2024 (2024 European State of the Climate) rapport.
In het record brekende jaar 2024, ik heb hier al wat vaker over geschreven, bleek dat Europa nu echt het snelst opwarmende continent is. Volgens de Royal Metreological Society ondervindt Europa:
“ernstige gevolgen van extreem weer en klimaatverandering. 2024 was het warmste jaar voor Europa ooit, met recordhoge jaartemperaturen in bijna de helft van het continent.” (zie link)
Een en ander wordt door in het ESOTC rapport fraai in beeld gebracht met de volgende plaatjes:


Daar waar het nat was, werd het ook niet zo warm. Maar toch is het een rare verdeling. Waarom was Oost-Europa zoveel warmer dan het westen en waarom had het daar juist meer geregend?
In een interview op radio 1 van 15 april 2025 met Gerard van der Schier, die namens het KNMI had meegewerkt aan het rapport, wordt dit verklaard door het feit dat in Oost Europa veel meer zonneschijn was dan in West Europa. En dat komt volgens Van der Schier weer door de veranderende grootschalige circulatiepatronen.
Maar dan wil je dus eigenlijk weer weten waardoor dat rare grootschalige circulatiepatroon boven Europa dan wel wordt veroorzaakt, want dan weet je dus waarom het warmer wordt.
Maar nee, zover ging het interview weer net niet. En zo hebben weer een interview waar dus geen enkele inhoudelijke informatie wordt gegeven over datgene wat we eigenlijk willen weten naar aanleiding van dit rapport.
De vragen liggen hier zo voor de hand dat de oude Niklas Koppernigk zich in zijn graf zal hebben omgedraaid: Waarom was het zo warm? En waarom was het verschil tussen Oost- en West Europa zo groot? Valt daar nou werkelijk niets over te vertellen?
Ik denk het wel…
Mag u rustig blijven zitten?
In een tweetal blogs met een bevestigend antwoord op bovenstaande titel, ben ik ingegaan op de consequenties van de uitbarsting van Hunga Tonga vulkaan van januari 2022. Het belangrijkste gevolg was een forse afname van het wolkendek, die ongeveer samenviel met de afkoeling in de strato- en mesosfeer, waar de waterdamp, die de vulkaanuitbarsting hier naartoe had getransporteerd, de afbraak van ozon had bespoedigd (zie link en link).
Minder afvang van ultraviolette straling in de stratos- en mesosfeer, dus meer UV-straling in de troposfeer, waar de wolken de dupe van werden. Daar had Gerard van der Schier best wel iets over kunnen zeggen, of anders een van de andere 100 wetenschappers en experts van Copernicus die bezig zijn geweest met het ESOCT 2024. De situatie in Oost Europa week wat dit betreft niet echt af van wat er elders in de wereld plaatsvond.
Maar hoe zit het dan met die extreme temperaturen en die vreemde verhouding tussen Oost- en West Europa?
Ik denk dat ter verklaring hiervan de waarnemingen van R.E. Alter et al, waar ik in deze blog aandacht heb besteed, uitkomst kunnen bieden.
Alter zag, zoals dus al eerder aangehaald:
“Veranderingen in landgebruik en landbedekking hebben aanzienlijke veranderingen teweeg gebracht in de regionale klimaatpatronen over de hele wereld.
Onderzoek heeft zich hierbij vooral gericht op de snelle ontwikkeling van grootschalige irrigatie van akkerland de afgelopen eeuw, waarbij men zich heeft geconcentreerd op mogelijke wijzigingen van regionale regenval.
De op basis van dit onderzoek opgestelde regionale klimaatsimulaties van de West-Afrikaanse Sahel, laten zien dat bij hypothetische grootschalige irrigatiesystemen, de regenval over geïrrigeerde gebieden minder wordt, maar juist wordt verhoogd op enige afstand van het geïrrigeerde gebied.”
En dat blijkt ook in de praktijk grote consequenties te hebben. In een studie van Higginbottom et al (2021) bleek dat de grote irrigatieprojecten in het zuiden van de Sahara nauwelijks effectief zijn, aangezien de aanleg ervan onvermijdelijk gepaard gaat met droogte.
Nu zijn de irrigatie-projecten in West Europa niet echt van grote betekenis, maar dat geldt dus niet voor het omgekeerde hiervan. Drainage.
In de boven al aangehaalde blog kon prima worden gezien dat de toename van de regenval in Nederland in de tijd precies gelijk oploopt met de grootschalige ruilverkavelingen in Nederland, waar waterafvoer (drainage) een van de belangrijkste speerpunten was.
Zou dat hier misschien dan toch ook een rol kunnen spelen?
West Europa
In bijna geen regio in de wereld is het watersysteem zo gemanipuleerd als in West Europa. In het bovenstaande plaatje over de droge en natte plekken in Europa valt te zien dat bepaalde plekken in Frankrijk, Italië en Vlaanderen en wel zeer afwijkend patroon lieten zien qua neerslag in het afgelopen jaar.
Voor Frankrijk heb ik echter de volgende studie gevonden: “Robustness of a parsimonious subsurface drainage model at the French national scale”(Jeantet et al, 2021), waarin het volgende plaatje was verborgen:

Het kan aan mij liggen, maar ik zie toch bepaalde gelijkenissen:

Dat drainage inmiddels ook in Vlaanderen een forse invloed heeft op de waterhuishouding maakt dit artikel wat mij betreft duidelijk:
“De Vlaamse regering heeft in de marge van de begrotingsbesprekingen ook een akkoord bereikt over een integraal Vlaams klimaatadaptatieplan om heel Vlaanderen tegen 2050 voor te bereiden op het veranderende klimaat. Dat meldt Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA). In het plan staat onder meer de invoering van een vergunningsplicht voor drainages over ongeveer 36 procent van het Vlaamse grondgebied.
Meer dan de helft van de neerslag die in Vlaanderen valt, wordt meteen afgevoerd richting rivieren via drainages. Daardoor worden de grondwatervoorraden onvoldoende aangevuld en treden waterlopen bij zware regenval buiten hun oevers. Een structurele afbouw van drainages is dan ook noodzakelijk, vindt minister Demir.”
En Italië? De situatie is daar toch iets anders. In het levendig geschreven artikel “Lessen trekken uit de droogvallende Po” van Kees Jan van Kesteren uit 2022 wordt duidelijk dat juist irrigatie (bijv. in Pïermont wordt twee derde van het water van de rivier de Po gebruikt voor irrigatiedoeleinden) hier een probleem is:
“Risotto is de trots van de streek en daar worden veel offers voor gebracht”, merkte Loois. “De boerenlobby is machtig. In de zomer van 2022 leidde dat ertoe dat er dorpen zonder drinkwater zaten terwijl de rijstvelden volop werden geïrrigeerd. Bij de mensen die we spraken, leek er ook begrip voor te zijn.”
Maar dan is het juist weer het mechanisme wat Alter blootlegde, (meer neerslag op enige afstand van het geïrrigeerde gebied) wat zorgt voor de neerslag-problemen.
Het kan uiteraard best bijzonder worden genoemd dat juist Copernicus laat zien dat het klimaat veel geocentrischer is dan gedacht.
“Climate change is primarily a water crisis”, volgens UN Water, een relatief jonge organisatie, die deel uitmaakt van de Verenigde Naties en die zich specifiek richt op water- en sanitatievraagstukken. Ik heb het idee dat dit weleens veel dichter bij de waarheid kan liggen, dan de UN Water zich realiseert.