De Korhoen en de stikstof

De NOS kopte op 10 juni 2021 met de spectaculaire titel: “Weer tonnen voor korhoenders die dood blijven gaan op de Sallandse Heuvelrug”, het was een wat cynische opening voor een artikel over een overlevingsprogramma voor het Korhoen in Nederland:
“De komende vijf jaar worden opnieuw korhoenders uit Zweden naar de Sallandse Heuvelrug gehaald. Het provinciebestuur van Overijssel heeft daartoe besloten, hoewel eerdere pogingen om de populatie daar uit te breiden mislukten. Voor het project wordt 300.000 euro uitgetrokken.”

Zelfs de bioloog Paul ten Den, bioloog die in opdracht van Staatsbosbeheer werkt, noemt het een onbegonnen zaak: “Elk jaar ziet hij vogels doodgaan omdat er te weinig insecten zijn of ze worden opgegeten door haviken.

Door het teveel aan stikstof in de omgeving zitten er te weinig insecten in het gebied. Daardoor redden de kuikens van de korhoenders het bijna niet. “De volwassen exemplaren vreten bijna alles, zelfs dennennaalden. Maar de jongen niet, die hebben echt insecten en spinnen nodig.”
Voor een oplettende nieuwslezer is het artikel eigenlijk bijna een kopie van een artikel van 5 april 2016: “Overijssel probeert het opnieuw met korhoenders uit Zweden”, maar de teneur van dat artikel was toch heel wat optimistischer:
“In 2013 werd dat voor het laatst geprobeerd, maar dat mislukte. Faunabescherming noemde het toen schandelijk en dom, omdat de Zweedse korhoenders te veel afweken van de Nederlandse. Een jaar eerder had een poging ook al niks opgeleverd.
Volgens Staatsbosbeheer is nu duidelijk hoe het kwam dat de korhoenders zich niet konden handhaven. “Onderzoek heeft uitgewezen dat er te weinig voedsel voor de jongen is in het gebied. Dat ligt aan het hoge stikstofgehalte in het gebied. De heide lijdt onder het stikstof, waardoor er te weinig insecten leven en de korhoenjongen sterven.”
Samen met de provincie Overijssel en de andere natuurorganisaties worden er maatregelen getroffen om het stikstofgehalte in het gebied te verlagen. Zo wordt er geplagd en gebrand. Het korhoen zal door deze maatregelen meer kans maken om te overleven. Maar ook andere beschermde planten en dieren krijgen zo een beter leefgebied, aldus Staatsbosbeheer.”

Stikstof in Europa

Het doet een beetje denken aan de quote die meestal aan Einstein wordt toegeschreven: “Waanzin is steeds opnieuw hetzelfde doen, en dan verschillende uitkomsten verwachten”.
Het was dus misschien wel verstandig geweest als Staatsbosbeheer ook even naar het buitenland had gekeken. Dat was niet zo moeilijk omdat de WUR, in samenwerking met Alterra, in 2014 een uitgebreide studie (“Doorstart van het Nederlandse Korhoen?”). had verricht, waarin ook is gekeken naar de resultaten van Korhoen-bescherming in Europa.
Conclusie: de verspreide populaties Korhoen in West Europa doen het niet best. En helaas voor Staatsbosbeheer en de provincie Overijssel: ook landen en streken met een hele lage stikstof- depositie ontkomen niet aan deze malaise:
In Denemarken bijvoorbeeld verdween het korhoen in 2000, na 18 jaar beheer en predatorcontrole (Holst-Jørgensen, 2000).
Dat wegvangen van haviken ook eigenlijk weinig zinvol is bleek ook al uit een studie in twee hoogveengebieden in Sleeswijk-Holstein, waar in de jaren ’80 tot 1993 meer dan 700 haviken werden gedood, of bij valkeniers ondergebracht, en tegelijkertijd circa 430 korhoenders werden uitgezet. De havikstand bereikte hier zijn hoogtepunt in 1993, na jarenlang wegvangen, en nam pas af na 1993 toen met wegvangen was gestopt omdat het korhoen was uitgestorven (Busche en Looft, 2003).
Ook de populatie Korhoenders op de Hoge Venen, de laatste vesting van deze dieren in België, een streek die bekend staat om haar zeldzame flora, vanwege de voedselarmoede van de bodem, lijkt het niet te redden. Volgens de WUR-studie uit 2014: “schommelt de enige resterende populatie van de Hoge Venen al ruim een decennium rond ca. 10 hanen.”
In 2017 is er echter een nieuwe stand van zaken (https://www.natuurpunt.be/nieuws/dit-het-laatste-korhoen-van-belgi%C3%AB-20170414):
“In Vlaanderen is het Korhoen intussen uitgestorven. Op 11 mei 1997 werd in Meeuwen-Helchteren het laatste mannetje van Vlaanderen gespot. In Wallonië deden ze het lange tijd wél goed. In de jaren 70 leefden op de Hoge Venen nog zo’n 210 korhoenmannetjes en ook op andere plekken in de Ardeense veengebieden kwamen ze tot broeden. Maar dat veranderde na 1990, rond de tijd dat ze in Vlaanderen uitstierven. Ze verdwenen snel uit de meeste Waalse broedgebieden en in de Hoge Venen trokken ze zich terug tot één afgesloten gebied. Ondertussen was al lang duidelijk dat ze meer bescherming nodig hadden. Men besliste daarom de venen tijdens het broedseizoen volledig voor het publiek af te sluiten. Deze dieren hielden het best nog wel een tijdje vol, maar een concentratie in één enkel gebied is gevaarlijk voor het voortbestaan van de soort.
Begin deze eeuw begon de aftelling. Op de Hoge Venen waren toen nog zo’n 25 hanen te vinden. In 2008 werden er nog 12 tot 13 hanen geteld en in 2015 nog amper 3. Nu, in 2017, worden in totaal nog drie Korhoenders gezien: 1 mannetje en 2 vrouwtjes. (…)20 jaar nadat ze in Vlaanderen uitstierven, moeten we ons voorbereiden op een pijnlijk afscheid op nationale schaal.”

Er wordt hier overigens geen melding gemaakt van dure Zweedse import. Maar goed, Staatsbosbeheer is ervan overtuigd dat stikstof de grote boosdoener is en daarom worden hier wel grote geldsommen vrijgemaakt voor de herintroductie van het Korhoen…

Andere factoren?

Maar als het Korhoen zelfs verdwijnt in de Hoge Venen; hoe belangrijk kan stikstof dan zijn? Zelfs in het gecombineerde WUR onderzoek wordt getwijfeld:

“Er kan gesteld worden dat de lange-termijn populatieafname van het korhoen in Nederland en de Sallandse Heuvelrug voor een belangrijk deel het gevolg is van een verkleining van de habitatomvang, een afname van de kwaliteit van het habitat, en een toenemende fragmentatie van het leefgebied. Op de Sallandse Heuvelrug heeft een geleidelijk verminderde voedselkwaliteit van de heide mogelijk bijgedragen aan een lagere kuikenoverleving zoals waargenomen vanaf ca. het jaar 2000, waarbij een combinatie van factoren als verzuring, stikstofdepositie, en verandering van beheer of begrazingsdruk allemaal een rol kunnen hebben gespeeld.
Het relatieve belang van deze factoren, welke deels te beïnvloeden zijn door beheermaatregelen op de korte termijn, voor de overleving van kuikens en daarmee de populatie-ontwikkeling, zijn onbekend. Het ligt niet voor de hand dat de verandering van nutriëntenratio’s c.g. voedselkwaliteit, die waarschijnlijk geleidelijk heeft plaatsgevonden (periode van decennia), de enige reden is geweest voor zeer lage kuikenoverleving na 2008 (periode van enkele jaren).”

Oeps…

Overigens moet hierbij nog worden aangetekend dat de vaak aangehaalde “verkleining van de leefomvang” helemaal niet blijkt uit de cijfers. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was er nog 405 ha heidegebied over op de Sallandse heuvelrug, wat steeg naar 565 ha in 1980, 800 ha in 1993 en 1300 ha in 2021. (cijfers uit het Faunabeheersplan Nationaal Park Sallandse Heuvelrug, Alterra-rapport 502).

Waardoor verdwijnt het Korhoen op de heuvelrug?

De uitgezette Zweedse Korhoenders zijn uitgebreid bestudeerd, enkele dieren waren gezenderd en er is hiermee een massa onderzoeksmateriaal beschikbaar waardoor de populatie uitgezette Korhoenders niet succesvol was.
In de WUR studie wordt dit uitgebreid behandeld:
“De belangrijkste factoren van invloed op het populatieaantal zijn voortplanting en sterfte. Beide zijn complex en van vele factoren afhankelijk. De huidige geringe populatieomvang is het gevolg van een toegenomen sterfte onder volwassen dieren in samenhang met het uitblijven van succesvolle voortplanting in de laatste vier jaren.”
Nu vind ik de toegenomen sterfte onder volwassen dieren wel begrijpelijk, omdat van de Zweedse import 70% overlijdt in de eerste tien weken. Maar waarom planten de dieren zich niet meer voort?

In de WUR publicatie is hierover het volgende te lezen:
“In 2011 – 2013 is, onder andere met telemetrie (zenders), gericht onderzoek naar de kuikenoverleving verricht. Daaruit bleek dat in die jaren het aantal niet-uitkomende eieren toenam van ca. 5% tot ca. 50%;
Van acht legsels kon worden vastgesteld dat alle of enkele van de eieren waren uitgekomen. Hiervan konden zes tomen met kuikens worden gevolgd (Ten Den en Niewold, 2011 en 2013 en 2014 in voorbereiding). Deze kuikens bleken allen binnen twaalf dagen te sterven. Pathologisch onderzoek toonde aan dat deze sterfte het gevolg was van ondervoeding en/of bloedarmoede. In 2013 kwamen slechts twee legsels uit, hoogstwaarschijnlijk beide van Zweedse ouders. De kuikens van een gezenderde hen werden op dag 5 dood gevonden op en rond de nachtrustplaats en bleken bij sectie mager en sterk door teken geparasiteerd te zijn (…)

Het ontbreken van waarnemingen van eerstejaars hanen op de Sallandse Heuvelrug na 2009 wijst erop dat de mogelijk al lage kuikenoverleving de afgelopen jaren nog verder gereduceerd is. Deze recente afname in kuikenoverleving lijkt veroorzaakt door een gebrek aan voedsel tijdens de kuikenfase, zoals een lage biomassa rupsen en overige insecten op de heide, maar mogelijk ook door andere factoren (of in combinatie) als weer en inteeltdepressie.
In dit kader is onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak van vijf korhoenkuikens die in juni 2013 op de hei werden gevonden (Kuiken, 2013). Dit onderzoek vond aanwijzingen voor vermagering, namelijk afwezigheid van vet bij het hart en weinig tot matige ontwikkeling van de borstspieren bij alle kuikens. Macroscopische aanwijzingen voor verhongering waren het volledig of grotendeels afwezig zijn van voedselresten in het maagdarmkanaal bij alle kuikens en afwezigheid van een dooierzakrest bij vier van de vijf kuikens. Daarnaast waren er aanwijzingen voor een ernstige tekeninfectie bij de meerderheid. Tot slot waren er aanwijzingen die passen bij bloedarmoede, namelijk bleke bespiering en een bleke lever bij alle kuikens. Op grond van de resultaten van pathologisch onderzoek is de vermoedelijke doodsoorzaak verhongering door een kwantitatief en/of kwalitatief gebrek aan voedsel, een ernstige tekeninfectie, of een combinatie van beide oorzaken. (…)

Hoewel over infectie door nematoden niets bekend is (de onderzochte kuikens hadden geen wormen volgens de pathologische onderzoeken), zou de hoge tekenlast bij kuikens mogelijk een rol kunnen spelen bij hoge kuikenmortaliteit op de Sallandse Heuvelrug, vooral omdat teken de gevolgen van voedseltekort kunnen versterken. Hoge aantallen teken kunnen op zichzelf desastreuze effecten hebben op kuikens (Duncan et al., 1978), onder andere door het veroorzaken van verlaagde immuniteit tegen ziekten, nutriënt-competitie met de gastheer en een verminderd zicht (door teken op de oogleden) en als gevolg daarvan lagere voedselopname. Daarnaast fungeren ze ook als vector voor een scala aan ziekteverwekkers die verhoogde mortaliteit kunnen veroorzaken (Reid et al., 1978). (…)

Samenvattend: een eventuele toename van de parasietenlast c.q. tekenlast (door verandering van het klimaat en -begrazingbeheer) zou kunnen hebben bijgedragen aan het populatieverloop van het Sallands korhoen. Omdat kwantitatieve gegevens over de ontwikkeling in de tijd van de parasietenlast, en de invloed daarvan op overleving en voortplanting van het korhoen ontbreken, is hier geen eenduidige uitspraak over te doen.”

Een studie van J. Hijlkema van Hogeschool Larenstein (2013) vermeldt hierover nog wat meer bijzonderheden:

“Door middel van het zenderen van hennen en/of een tot twee kuikens van sommige tomen konden in 2011 en 2012 respectievelijk twee en vijf tomen worden gevolgd. Het betrof kuikens van Nederlandse hennen. De kuikens waren zonder uitzondering vlot en vertoonden geen uiterlijke afwijkingen. Alle kuikens stierven binnen twee weken, waarbij in 2012 veruit de meeste rond dag 8-9 uitvielen. Deze bevindingen bevestigen het vermoeden dat de slechte voorplantingsresultaten na 2008 vooral het gevolg zijn van een lage kuikenoverleving.

In 2013 kon slechts één toom worden gevolgd, van een Zweedse hen (CO3). De kuikens waren nu al op dag 5-6 dood. De eerste dagen waren de omstandigheden gunstig, maar na langdurige regen in de eerste week werden op de nachtrustplaats vijf dode kuikens aangetroffen. (…)

Twee kuikens van beide acht dagen oud zijn onderzocht. Beide kuikens waren mager, wat vooral veroorzaakt wordt door een slechte spierontwikkeling. De pootspieren zijn voor de kuikens van groot belang om aan voedsel te komen, maar ze waren dun en slap door atrofiëring. Atrofe spieren ontstaan als er te weinig voedingsstoffen naar de spieren vloeien of wanneer er veel voedingsstoffen aan het spierweefsel onttrokken worden. Het indirecte gevolg is een verminderde mobiliteit door een gebrekkige voedselconsumptie.

Daarnaast hadden de kuikens een groot aantal teken, in de orde van grootte van 30 tot 40 per individu. Bloedverlies en bloedarmoede waren de bekende gevolgen. De hoogste concentraties bevonden zich op de kop, rond de ogen. Als reactie heeft het sluiten van de ogen indirect een eveneens verminderde voedselinname tot gevolg.”

Aanwijzingen voor een ’teken-hypothese’

Er zijn geen foto’s gemaakt van de dertig tot veertig teken op de jonge korhoenders. Welk effect vier teken al hebben op een jonge oeverzwaluw (die ongeveer net zo groot zal zijn als 8 dagen oude Korhoenders) laat het onderstaande plaatje zien.

Geef toe; met zulke ogen is het lastig insecten zoeken, zelfs al zou er geen stikstof zijn op de heide…

Bij het enige toom kuikens wat gevolgd kon worden, zouden dus teken (en de hiermee samenhangende infectieziektes) dus een belangrijke oorzaak voor het overlijden kunnen hebben gespeeld… De desastreuze rol van teken kennen we dus al sinds de studie van Duncan et al, en die van Reid et al, beide uit 1978.
En is het dan toeval dat alle besproken populaties Korhoenders in Denemarken, en de Hoge Venen bekend staan om hun hoge (en steeds groeiende) tekendichtheid? De situatie van de genoemde natuurgebieden in Sleeswijk-Holstein ken ik niet, maar die zal ongetwijfeld niet veel afwijken van die van buurland Denemarken.

Daarnaast zien we dus nog wel florerende populaties in Zweden:  Mark Zekhuis van Landschap Overijssel weet te vertellen: “In Zweden zitten er zoveel korhoenders, dat ze nog bejaagd en gegeten mogen worden. Of wij er dan 25 weghalen, dat valt nauwelijks op.”

Maar is het dan ook toeval dat in grote gedeelten van Zweden waar de Korhoen floreert, nagenoeg teken-vrij zijn?
Maar ook die situatie verandert blijkbaar. Op de site https://www.takemetosweden.be/nl/teken-zweden/ valt immers te lezen: “Vroeger vond je geen teken in Zweden, maar door de opwarming van de aarde, is het er warmer geworden en zijn de teken ook in Zweden terecht gekomen. Het grootste risico op een tekenbeet loop je in Zuid-Zweden.”

Voor de hypothese dat teken de belangrijkste oorzaak zijn van de teruglopende aantallen Korhoenders in West Europa er zijn nog wat opvallende karakteristieken.

Hijlkema schrijft bijvoorbeeld: “In het einde van  de jaren tachtig kon op de Sallandse Heuvelrug worden vastgesteld dat een omrasterd perceel van 40  hectare met schapen niet meer door Korhoenders werd bezocht (Niewold & Nijland, 1988).” Hij concludeert hierop: “Grote  grazers hebben dus vrij zeker een negatief effect op het Korhoen.”
Er is eigenlijk geen ecologische oorzaak te bedenken waarom Korhoenders schapen zouden mijden. Echter, schapen zijn natuurlijk wel notoire tekenverspreiders. De schapenteek (Ixodes ricinus) is in Nederland de meest voorkomende teek.

In de WUR-studie wordt ook een argument tegen de ‘teken-hypothese gegeven:
“Hoewel de tekenlast bij Sallandse korhoenkuikens de afgelopen jaren hoog was, zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor een toename van de ernst van de tekeninfectie de afgelopen decennia. Ook in de jaren tachtig van de vorige eeuw werden, ten tijde van een hoge kuikenoverleving, diverse teken gevonden op jonge korhoenkuikens (persoonlijke mededeling P. ten Den; F. Niewold). Helaas is dit niet gekwantificeerd zodat het onduidelijk is in hoeverre de belasting is toegenomen.”

Maar is het dan ook weer toeval dat de teloorgang van het Korhoen samenviel met het verdwijnen van de schapen eind jaren tachtig? De schapenteek moet toch welhaast nieuwe gastheren hebben gezocht.
Daarnaast kun je je afvragen of die blijkbaar aanwezige hoge tekenlast in de jaren tachtig niet ook het einde betekende voor de populatie Korhoenders in Vlaanderen.

Een ander ‘feitje’ spreekt ook voor een belangrijke ‘teken-invloed’.
Korhoen kenner Loneux schreef in 2003 het artikel: “Climatic modelling of Black Grouse population dynamics: a game or a tool?”.

In de jaren met een ‘normale populatieontwikkeling’ ontdekte hij:
“The spring number of birds increases when the previous brooding and hatching periods are warm and dry rather than rainy, when the previous autumn is dry rather than rainy and when the previous and current winters are cold rather than mild.”

Ook dat past bij een belangrijke teken-invloed op de Korhoen-populatie. De Nederlandse (en Belgische) teken kunnen niet tegen droogte. Een teek die in een gemiddeld huis terecht komt zal na een dag of 5 sterven omdat de lucht te droog is. Dat geldt ook voor de eitjes.

En hoewel teken wel tegen kou kunnen: “Bij forse koude maken ze hun eigen antivries aan, zware vorst wil dus absoluut niet zeggen dat ze zullen sterven.” houden ze er niet echt van: ”De toename van het aantal teken heeft met meer te maken dan met zachte winters alleen, volgens Hans Van Gossum van de de Universiteit Antwerpen. (…) Alleen vorst in de periode dat de teken weer wakker zijn geworden, zou de populatie kunnen uitdunnen.”

Zweden was echter duidelijk te koud voor teken. Het is, zoals hierboven al besproken, door de warmere temperaturen de afgelopen jaren, dat er tegenwoordig wel teken te vinden zijn in Zuid-Zweden.

Sallandse heuvelrug en teken

Even recapituleren: teken zijn gevaarlijk voor jonge kuikens, de Sallandse heuvelrug is een bekend risicogebied voor tekenbeten (de combinatie levert 8.170.000 hits op binnen 0,41 seconden op Google).
Onder de kop: “De teek is het meeste gevaarlijke dier op de Sallandse Heuvelrug” van rtv Oost in 2015 wordt bijvoorbeeld opgemerkt: “Het zijn de kleinste maar ook meteen de meest gevaarlijke dieren op de Sallandse Heuvelrug: de teek. Ze nemen fors in aantal toe en ook het aantal gemelde tekenbeten is nog niet eerder zo hoog geweest.” (tot zover het hierboven genoemde tegenargument uit de WUR-publicatie).
Vervolgens kunnen we constateren dat alle op de heuvelrug geboren kuikens, vanaf 2009, binnen twee weken afsterven, hoewel ze in het begin vlotte dieren waren. De enige jonge dieren die we hebben onderzocht bleken 30 tot 40 teken bij zich te dragen, vooral bij kop en ogen, waardoor voedsel vinden onmogelijk is voor deze dieren.
Welk biologische zwaargewicht trekt dan vervolgens de conclusie dat de dieren zijn overleden door ondervoeding als gevolg van het ontbreken van insecten (als gevolg van de depositie van stikstof)?

Een fors probleem bij de import van Zweedse Korhoenders is ook nog dat de teken ook steeds meer en meer exotische parasieten met zich meenemen. Daar waar de oorspronkelijke populatie inmiddels resistentie tegen bepaalde ziekteverwekker kan hebben opgebouwd, zullen nieuwkomers zich moeten aanpassen aan de specifieke ziektemakers die in een bepaalde streek voorkomen. Het gegeven dat 70% van de Zweedse Korhoenders de eerste 10 weken niet overleeft, zou ik dan ook liever op rekening willen schrijven van de voor de Zweedse immigranten onbekende ziekteverwekkers, dan met de voor de dieren onbekende predatoren. De havik en de vos zijn immers ook in Zweden geen onbekenden.

Zo zijn de Sallandse teken sinds 2016 ook gewapend met het voor mensen gevaarlijke TBE-virus (voor het eerst waargenomen in Nederland). Een ziekte die in Zweden gemiddeld ongeveer 200 mensen per jaar treft.

Je zou haast denken… is die import van die schattige vogels wel zo ongevaarlijk?


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.