Het PAS werd na een lange voorbereidingstijd in 2015 van kracht. Naar analogie van de Wet milieubeheer werd er ook in de PAS een meldingen- en vrijstellingensysteem van kracht. Bedrijven die een hele lage uitstoot hadden op Natura 2000 gebieden, waarbij de grens werd gelegd bij minder dan 1 mol (14 gram stikstof) per hectare, maar meer dan 0,05 mol (700 milligram stikstof) per hectare, moesten een melding indienen. Bedrijven met een uitstoot van minder dan 0,05 mol werden als vergunning- en meldingsvrij gezien en konden oprichten en uitbreiden zonder rekening te houden met de Natuurbeschermingswet.
Nu was er bij de Natuurbeschermingswet grote behoefte aan een gemakkelijke afwikkeling van vergunningaanvragen, omdat pas sinds 2004 duidelijk werd dat bedrijven die in de nabijheid van zgn. Natura 20000 gebieden vrijwel altijd een Wnb vergunning moesten hebben. Latere jurisprudentie zorgde ervoor dat deze nabijheid tot een zeer rekkelijk begrip werd. Vrijwel alle bedrijven in Nederland zouden zo’n Wnb vergunning moeten hebben.
Met de introductie van de PAS én het meldingen- en vrijstellingensysteem, werd de opgave om heel ondernemend Nederland binnen 15 jaar te voorzien van een natuurvergunning, toch een stuk eenvoudiger.
Een bijzonder aspect van de uitspraak van 29 mei 2019 was dus dat aan alle ingediende meldingen klaarblijkelijk geen betekenis meer mocht worden toegekend. Dat betekende dus dat een groot aantal bedrijven, die volgens de regels hun bedrijf hadden opgericht of uitgebreid, in de periode 2015-2019, ineens illegaal werden.
Franca Damen vat het als volgt samen:
“Als een bedrijf wel een PAS-melding heeft maar geen natuurvergunning terwijl die natuurvergunning [nu] eigenlijk wel nodig is, dan is dat een overtreding. Dat een PAS-melder te goeder trouw heeft gehandeld, maakt dat niet anders.
Als er sprake is van een overtreding, geldt het uitgangspunt dat het bevoegd gezag daar handhavend tegen moet optreden. Er zijn twee uitzonderingen wanneer van handhaving mag worden afgezien:
– als er sprake is van concreet zicht op legalisatie van de overtreding;
– als handhaving onevenredig is voor de overtreder (in dit geval: de PAS-melder).”
Nu is de eerste weg meestal onbegaanbaar voor een bedrijf wat in de periode 2015-2019 is opgericht. Het betekent nl. dat het bedrijf ergens stikstofrechten vandaan moet halen, maar waar kun je die krijgen?
En dan die tweede weg? Volgens Damen geldt dan het volgende:
“Om te beoordelen of handhaving onevenredig is, moeten de belangen van het bedrijf worden afgewogen tegen de natuurbelangen. Bij het bedrijf spelen bedrijfsbelangen en het belang van de rechtszekerheid. In een recente rechtbank-uitspraak stelt de rechtbank dat de betreffende PAS-melder inderdaad te goeder trouw en in overeenstemming met de op dat moment geldende regelgeving heeft gehandeld. Maar dat mag volgens de rechtbank nog niet automatisch een reden zijn om niet te handhaven. Daarvoor moeten ook de natuurbelangen worden meegewogen.”
Maar hoe doe je dat in geval van stikstofdepositie in een ‘overbelaste situatie’?