De plannen van het Planbureau voor de Leefomgeving?

Volgens het Eindhovens dagblad  zegt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat een groot deel van de landbouw moet verdwijnen door stikstofregels.

Ook volgens de Volkskrant heeft het PBL boze plannen: “De voorgenomen aanscherping van de Europese klimaat- en natuurdoelen maakt een drastische verlaging van de Nederlandse landbouwproductie onontkoombaar. Dat schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een analyse voor het nieuwe kabinet.”

Dat schrijf het PBL dus niet. Wel is het een beetje eigen schuld, omdat het PBL in haar lijvige ‘policy brief’ (107 pagina’s feiten en consequenties van regelgeving) niet echt duidelijk maakt wat nu concrete stappen zijn om te zetten om te komen uit de stikstofcrisis, zoals uit de titel van haar stuk “NAAR EEN UITWEG UIT DE STIKSTOFCRISIS”, had kunnen worden afgeleid.

Het PBL wijst alleen op de consequenties van het huidige beleid en is daarbij minder dubbel dan het nogal wereldvreemde document wat de wetenschappelijke instituut van het CDA met de Tweede Kamerfractie heeft gewrocht: “Perspectief voor boeren”.

Het CDA heeft het nog doodleuk over “Nieuwe wegen naar een  toekomstbestendige agrarische sector”, waarbij de doelen van de stikstofwet (een halvering van de huidige stikstofbelasting vóór 2035!!!) wat haar betreft nog wel vijf jaar eerder gehaald mogen worden.
Een halvering van de stikstofuitstoot, waarbij hele gebieden ontruimd moeten worden, door de wel hele lage Kritische DepositieWaarden (KDW) voor sommige natuurgebieden, binnen 9 jaar!

Het PBL is hierover heel duidelijk:

“een keuze voor strikte stikstof- en klimaatdoelen voor de landbouw [zoals vastgelegd in de Stikstofwet, EJ] zal op termijn voor  heel het Nederlandse grondgebied – en voor alle veehouderij- en akkerbouwbedrijven – zeer forse  implicaties hebben. Niet alleen vergt die keuze een strategie waarbij alle beschikbare technieken en  managementsystematieken aangewend en gehandhaafd moeten worden (ook op zeer grote afstand van stikstofgevoelige gebieden), ook leidt ze tot een ongekende coördinatieopgave: is er een  ruimtelijke inpassing denkbaar waarbij de restemissies uit de overblijvende bedrijven laag genoeg  zijn en ver genoeg af liggen van stikstofgevoelige natuurgebieden? En wellicht belangrijker nog: is  er op deze locaties tijdig betaalbare ruimte beschikbaar voor precies die bedrijven uit de stikstof en  broeikasgas emitterende bedrijfstakken die financieel-economisch door kunnen en willen op dit  hoogtechnologische agrospoor? 

Een keuze voor strikte stikstof- en klimaatdoelen in combinatie met de ambitie om een ‘landbouwland’ van akkerbouw en (open) veehouderij te blijven impliceert  dus niet alleen een aanzienlijke technische opgave, maar ook een zeer omvangrijke ruimtelijke coördinatieopgave. Het zal wijs zijn bij deze coördinatieopgave tijdig de vraag te stellen in hoeverre de opgave realistisch gezien oplosbaar zal zijn.
Naast het uitkopen van vele duizenden bedrijven,  moet immers ook tijdig ruimte beschikbaar zijn waar bedrijven die dat willen en kunnen, naartoe kunnen verhuizen. Daarvoor moet grond beschikbaar worden gesteld op plekken waar dat economisch en maatschappelijk misschien niet het meest voor de hand ligt. Gezien de huidige investeringen en grondprijzen zal het hierbij eerder over tientallen tot honderden miljarden euro’s gaan dan  over honderden miljoenen. Bovendien bestaat de uitvoeringscapaciteit om een dergelijke operatie  te voltooien nu nog niet.”

Het kabinet heeft geraamd dat de kosten die samenhangen met de nieuwe stikstofwet vrij simpel bereikt kunnen worden met een budget van 6 miljard, waarvan de helft gaat naar natuurherstel, 2 miljard naar reductiemaatregelen voor landbouw, verkeer en industrie, terwijl ook nog een miljard wordt uitgetrokken om de bouw weer op gang te helpen. 
Voor boeren die willen verduurzamen komt er een speciaal omschakelfonds (binnen die 2 miljard), met een budget van 175 miljoen, waaruit de subsidies voor investeringen in stallen, minder eiwit in het voer, andere mestaanwending of bedrijfsbeëindiging, betaald moeten worden.

Tsja, dat scheelt toch ongeveer een factor 1.000 met de ramingen van het PBL…

Optimisme

 Maar landbouwwoordvoerder van het CDA, Derk Boswijk, verantwoordelijk voor het ‘visiedocument’, ziet het niet zo somber in. Hij stelt in een interview met het AD:

“krimp van de veestapel is ‘geen doel op zich, maar wel onvermijdelijk’. ,,Als ons plan wordt overgenomen, denk ik dat de veestapel vanzelf gaat krimpen. Daar ben ik van overtuigd. Maar wél op een manier die perspectief biedt voor boeren.’’ Het CDA blijft tegen het gedwongen uitkopen van agrariërs.” Hoeveel boeren er dan nog overblijven weet Boswijk niet…

Het is Derk Boswijk (32) misschien niet aan te rekenen. Hij was militair en studeerde af in de bouwtechnische bedrijfskunde. Wel was hij zes jaar Statenlid van de provincie Utrecht en zoals hijzelf al zegt: . “Als provincie ga je over best veel zaken die op het platteland spelen.’’

Kortom, met nauwelijks enige relevante agrarische of politieke ervaring op landbouwgebied, wordt hij, op 32 jarige leeftijd, woordvoerder op agrarisch gebied van de ‘boerenpartij” CDA. En is hij daarmee de ‘kritische stem’ binnen het politieke speelveld, waar het agrarisch beleid voor Nederland wordt vastgesteld. 

Wel mag je vragen stellen bij het CDA hoofdbestuur, deze maanden al wel vaker onder vuur, hoe ze uitkomen bij Derk Boswijk als de goede man op de goede positie. Natuurlijk is het waar dat het CDA hierdoor wel veel meer kan aansluiten bij de andere grote partijen in Nederland.
En voor Jaco Geurts, de laatste 8 jaar woordvoerder van het CDA en door de sector op 6 januari 2021 nog uitgeroepen tot beste landbouwpoliticus 2020 (zie: https://www.cda.nl/geurts/nieuws/jaco-geurts-beste-landbouwpoliticus-2020-1) was er opeens een “andere functie”.
Is inhoudelijke kennis politiek gezien alleen maar ‘lastig’? Steeds meer lijkt het een kant op te gaan dat de standpunten van een politieke partij niet meer worden ingegeven door de inhoudelijke kennis van de leden, maar gewoon worden opgehaald bij ‘de deskundigen’ (waarover later meer). Voor stikstof (maar ook klimaat) een hele bedenkelijke ontwikkeling. 

 

Een reductie van 74% van de ammoniakdepositie voor 2035 zal het dus moeten worden volgens de stikstofwet. Het PBL heeft, op basis van behoorlijk wat feitenmateriaal, uiteengezet wat daarvan de consequenties zijn.
En zoals het de media betaamd, de boodschapper is de ongelukkige. Plotseling is het niet meer de alleraardigste mevrouw Schouten die, met democratische ondersteuning van Tweede en Eerste kamer, die een rampzalige wet maakt, maar zijn het de ‘plannen van het PBL’ die de boer uit Nederland drijven.

De ‘PBL-plannen’

Het is natuurlijk wel waar… Het PBL document is moeilijk leesbaar en je kunt fantastische citaten uit het stuk halen die op oplage van de krant naar grootse hoogtes kunnen doen schieten. Maar zijn de inzichten zelf, die het PBL naar voren brengt, nu werkelijk zo slecht?

Uit mijn site moge blijken dat ik denk dat de stikstofcrisis inderdaad een, in Europa unieke Nederlandse juridische constructie is, die wordt ondersteund en gevoed door een aantal ‘stikstof-deskundigen’, waarvan ik de beweegredenen eigenlijk niet goed kan volgen.
Waarschijnlijk is het een oprechte bekommernis met de natuur, misschien inmiddels ook wel een ego-ding (wie heeft gelijk?), wat maakt dat nauwelijks meer wordt gekeken naar de daadwerkelijke problematiek.

Het PBL doet dat verrassend genoeg wél. Het is de eerste publicatie voor de Tweede Kamer, sinds de ‘stikstof-crisis’ losbarste (tenminste, die ik heb gevonden), waarin ook dingen worden gezegd als:
“De analyse uit de vorige paragraaf laat zien dat er andere drukfactoren spelen die weggenomen  kunnen worden om de natuurkwaliteit op de korte termijn te stabiliseren of te verbeteren. Immers,  een overschrijding van de KDW leidt niet altijd, en niet altijd meteen, tot een verslechtering van de  natuurkwaliteit. In een niet te verwaarlozen deel van de hectares waar habitattypen voorkomen  waarvan de natuurkwaliteit de afgelopen zes jaar landelijk gezien vooruit is gegaan, is er sprake van overschrijding van de KDW’s. 

Op nationale schaal heeft het PBL geanalyseerd wat deze drukfactoren zijn en welke rol zij spelen bij het beperkte doelbereik van de gunstige staat van instandhouding  – het hoogste doel van de Europese Habitatrichtlijn (zie ook: Van Hinsberg et al. 2020). Figuur 3.9  geeft de rol weer die de verschillende drukfactoren op landelijke schaal spelen. De figuur laat zien  dat stikstof één van de drukfactoren is die het halen van de gunstige staat van instandhouding in de  weg staan. Dit betekent enerzijds dat wanneer alleen de stikstofdepositie fors verlaagd zou worden  het zo kan zij dat de natuurkwaliteit maar beperkt verbetert, omdat bijvoorbeeld verdroging de  bottleneck voor verbetering vormt, die eerst moet worden weggenomen.

Het uitblijven van volledig natuurherstel (ook in natte ecosystemen) is niet alleen te wijten aan bijvoorbeeld het beperkte aantal maatregelen, de kleine schaal waarop de maatregelen worden getroffen of het ‘time lag effect’ van de maatregelen. Er spelen ook veel andere drukfactoren die niet of onvoldoende door de maatregelen worden beïnvloed en er daardoor voor zorgen dat herstel uitblijft.

Voor met name de droge ecosystemen speelt overbelasting met stikstofdepositie een zeer belangrijke rol. Maar ook andere drukfactoren kunnen hier een belangrijke rol spelen, zoals versnippering van leefgebieden van soorten, gebrek aan geschikt leefgebied, verdroging en klimaatverandering.”

Nu valt over dat laatste best wel te discussiëren, in dezelfde PBL publicatie is immers ook deze figuur opgenomen:

Er is inderdaad een deel van de hogere zandgronden waar de staat van instandhouding blijkbaar niet best is (ongeveer 15%), maar de grote problemen zitten blijkbaar juist bij de beekdalen, hoogveen, meren en moerassen en het rivierengebied. Niet echt de droge ecosystemen. En dat is met de droogte van de afgelopen jaren (en de verdrogingsproblematiek) ook best te verklaren. 
– In dat licht bezien is het overigens nog best knap dat de natuur op de hoge zandgronden zich nog aardig heeft weten te handhaven.- 

Er valt over de inhoud van het PBL document nog wel meer te discussiëren. De controverse “natuur” en “half-natuur” is onterecht buiten beschouwing gelaten. Zijn ‘herstelmaatregelen’ niet gewoon ‘beheersmaatregelen’ als je het over half-natuurlijke ecosystemen (zie link) hebt? En natuurlijk zal dadelijk blijken dat alle maatregelen bij de agrarische sector voor de depositie  van ammoniak weinig uitmaken, omdat die naar alle waarschijnlijkheid wordt bepaald door hele andere zaken dan emissies uit de agrarische bedrijven (zie link).

Toch zitten er duidelijk openingen in het PBL-stuk die tot dusverre nauwelijks in het stikstofdebat zijn meegenomen. Het was mooi geweest als het stuk was gemaakt voordat de stikstofwet was aangenomen, maar ik hoop dat het boerenprotest wat voor morgen staat aangekondigd, zich dan ook gaat richten op de draconische stikstofwet zelf en niet op het misschien wat ongelukkig getimde PBL discussiestuk.

Europese Unie?

Wel is de stikstofdiscussie in Nederland inmiddels een fraaie Europese casus aan het worden. Stikstofbeleid vloeit volgens de deskundigen immers automatisch voort uit de Europese regelgeving. Misschien is het dan goed om hier toch nog eens wat dieper op in te gaan.
Op de site https://www.europa-nu.nl/id/vg9pjk198axu/milieubeleid wordt het hoe en waarom van Europese bemoeienis met milieuaspecten besproken:

“Milieuactieprogramma’s (MAP’s) geven sinds 1973 richting aan het milieubeleid van de EU. De Europese Gemeenschap, de voorloper van de EU, zag veertig jaar geleden in dat een gemeenschappelijke aanpak van milieuproblemen noodzakelijk was om lucht en water binnen Europa zo schoon mogelijk te houden. In 1972 stelde de Europese Commissie het eerste Milieuactieprogramma op. Inmiddels wordt een belangrijk deel van de Nederlandse milieuwetgeving bepaald door Europese milieurichtlijnen.

In november 2008 nam de EU een richtlijn aan waarin staat dat lidstaten strafrechtelijke sancties in de eigen wetgeving moeten opnemen voor ernstige milieuovertredingen. De richtlijn, die in 2010 geïmplementeerd werd, moet ervoor zorgen dat alle lidstaten de Europese wetgeving goed toepassen.”

Ik lees hier dat het gaat om een gezamenlijk aanpak van milieuproblemen.
Het kan dan toch niet zo zijn dat de interpretatievrijheid van de verschillende landen zo ver kan gaat dat ze strijdig worden met de doelstellingen van de Europese Unie zoals deze te vinden zijn op: https://europa.eu/european-union/about-eu/eu-in-brief_nl

Als tweede doelstelling geldt immers:
“Vrijheid, veiligheid en recht bieden, zonder binnengrenzen;”

Dit betekent dat de rechten en plichten van burgers en boeren aan twee kanten van een grens in principe niet meer zo heel veel van elkaar kunnen verschillen.

De Nederlandse stikstofwet biedt niets van dit alles. Wanneer een ontwikkelingen die aan de ene kant van de grens onder dezelfde omstandigheden (de ammoniakconcentraties van België en Noordrijn-Westfalen zijn nagenoeg gelijk aan die van Nederland) zonder enige problemen kunnen worden gerealiseerd, dan moet dat in Nederland toch ook kunnen?
De Stikstofwet, met een beroep op Europese regelgeving, gaat echter véél verder dan alle andere regelgeving op dit gebied in Europa. In hoeverre dit alles met elkaar te rijmen is?


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.