De studie van Pieter Boot stelt dat we eigenlijk geen keuze hebben:
“In de Scandinavische landen is biomassa een aantrekkelijke koolstof reducerende bron voor warmtenetten. Ook daar woedt een debat over de duurzaamheid en de beste toepassing daarvan, maar landen die die de optie voor biomassa afwijzen zonder alternatieven gereed te hebben maken het zichzelf heel moeilijk bij de verduurzaming van de warmtevraag in de gebouwde omgeving. Makkelijke oplossingen bestaan niet en succesvol beleid vraagt om een langdurig volgehouden goede afstemming tussen nationale en decentrale overheden.”
Een kwestie van even door de zure appel heen bijten, dus. Maar maakt Boot het zich hier niet toch even iets te gemakkelijk?
Het KNAW
Het “Visiedocument biobrandstof en hout als energiebronnen” van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen is al van 2014. Maar het heeft weinig aan actualiteitswaarde verloren:
“De EU ziet hout en houtafval als een belangrijke vorm van duurzame brandstof. Dankzij de subsidie hierop neemt in Nederlandse kolencentrales het gebruik toe van hout uit de V.S. en Canada. Naarmate de vraag stijgt zullen meer bossen worden gerooid. Dat produceert veel broeikasgas, want hout produceert minstens evenveel CO2 als steenkool. Nieuw geplante bomen kunnen deze CO2 opnemen, maar ook als voor elke gerooide boom een nieuwe wordt aangeplant duurt het 20 tot 100 jaar tot de uitgestoten CO2 weer is vastgelegd. Meestook van hout leidt niet tot innovatie en de bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot is onzeker. Het is geen effectieve manier om de uitstoot van broeikasgas te verlagen. (..)
De productie van bio-ethanol en biodiesel voor verkeer en vervoer kent fundamentele problemen: – Het gebruik van planten voor energie is ineffectief. Aardolie, gas en steenkool zijn ontstaan uit samengeperste planten en diertjes. Het zijn dus biobrandstoffen. Het aanmaken daarvan kostte echter vierhonderd miljoen jaar, want planten zijn heel inefficiënt in het vastleggen van zonne-energie. Planten en bomen leggen wereldwijd slechts 0,03% van de ingestraalde zonne-energie vast. Om 5% van onze benzine en diesel te vervangen door koolzaadolie moeten we heel Nederland ten noorden van de lijn Amsterdam-Enschede met koolzaad beplanten. (..)
Biobrandstof concurreert met voedsel. Vanwege gebrek aan grond wordt ongerepte grond ontgonnen zodat daar het voedsel kan worden geteeld dat door biobrandstof is verdrongen (‘Indirect Land Use Change’ ofwel ILUC). Dit ontginnen van natuurgebieden produceert veel broeikasgas. Dat maakt de nettowinst bij vervanging van fossiele door biobrandstof beperkt en onzeker.
Biobrandstof concurreert met hoogwaardiger en urgenter gebruik van biomassa. Zogenaamd ‘afval’ moet in werkelijkheid voor een groot deel teruggegeven worden aan de grond om de bodemvruchtbaarheid te behouden. Verder kan afval, en biomassa in het algemeen, beter worden gebruikt als grondstof voor veevoer en voor hoogwaardige chemie dan als brandstof. Door bioraffinage kunnen er eiwitten, vezels en materialen voor kunststoffen uit worden gehaald. Alleen onbruikbare restanten worden dan verbrand. Maar als gevolg van het verplichte gebruik van biobrandstof in Europa is bijvoorbeeld gebruikt frituurvet nu duurder dan vers vet. De oleochemische industrie gebruikt daarom als grondstof voor smeermiddelen, verf en zeep geen frituurvet meer, maar palmolie. Zo leidt het gebruik van frituurvet voor biodiesel tot het rooien van oerwoud voor oliepalmen. (…)
Conclusie
Het verbranden van hout in elektriciteitscentrales en van bio-ethanol en biodiesel in auto’s draagt niet of nauwelijks bij aan besparing van CO2-uitstoot. Daarom zijn ze niet geschikt als middel voor de transitie naar een duurzame energievoorziening.”
Het rapport geeft daarnaast nog leuke rekensommen:
“De afspraken in het Energieaccoord kunnen leiden tot het rooien van bijna 2000 km2 bos. De subsidieerbare hoeveelheid elektriciteit uit hout voor grote centrales bedraagt 25 PJ/jaar (SER Energie-accoord) gedurende 8 jaar, totaal 200 PJ. Omzetting van verbrandingswaarde naar electriciteit is 40%, dus is vereist 500 PJ aan houtwarmte. Calorische waarde van hout is 19 GJ per ton. Oude Amerikaanse bossen bevatten na 60 jaar 301 ton/ha, maar dergelijke bossen zouden juist gespaard worden. Nederlands bos (50/50 loof/naaldhout) bevat 229.8 m3 hout/ha, overeenkomend met 150 ton/ha. Dan komt 500 PJ overeen met 175 439 ha bos of 1754 km2.
Daarnaast zullen kleine installaties ca 17 PJ/jaar electriciteit uit hout produceren, wat in 8 jaar nog 340 PJ aan hout vereist.”
Het KNAW rekent dus voor dat in een periode van 8 jaar voor 42 PJ per jaar in totaal dus een kleine 3000 km2 aan bos gekapt moet worden (ongeveer drie maal de oppervlakte van de hele Veluwe (912 km2)). Voor Nederland is dat dus best een probleem.