De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) is een verklaring die op 10 december 1948 is aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (A/RES/217) om de Rechten van de mens (basisrechten/grondrechten) te omschrijven.
In de nasleep van de Nazi-verschrikkingen van en voor de tweede wereldoorlog werd duidelijk dat de burger beschermd moest worden tegen een overheersend en dictatoriaal regime, hetgeen tot uitdrukking kwam in deze UVRM. Op deze website is mooi grafisch weergegeven wat precies onder deze mensenrechten valt.
Op de website Mensenrechten.nl valt te lezen dat: “Alle mensenrechten even belangrijk zijn en ze hangen met elkaar samen. Het ene recht kan niet zonder het andere.”
Nu lijkt me dat wat overdreven; het recht op een huwelijk en gezin (artikel 16) kan best zonder “het Verbod op willekeurige detentie”(artikel 9), maar dit terzijde.
De mensenrechten worden vaak onderverdeeld in twee categorieën, die elkaar ook weer aanvullen volgens Google’s Gemini:
“1. Burgerlijke en politieke rechten:
Dit zijn vrijheidsrechten die vereisen dat de overheid zich terughoudt van bepaalde handelingen (negatieve verplichting). Voorbeelden: Recht op leven, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, recht op een eerlijk proces en vrijheid van godsdienst.
- Economische, sociale en culturele rechten:
Deze rechten vereisen een actieve inspanning van de staat om deze te realiseren (positieve verplichting). Voorbeelden: Recht op onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, sociale zekerheid en een leefbare levensstandaard.”
Helsinki
Landen die lijnrecht tegenover elkaar stonden in de Koude Oorlog tekenden in 1975 de Helsinki-akkoorden. Ze maakten afspraken over veiligheid en samenwerking in Europa – en over mensenrechten. Volgens Klarenberg waren de akkoorden officieel gericht op het concretiseren van de détente tussen de VS en de Sovjet-Unie: “Maar in ruil voor erkenning van de politieke invloed van de Sovjet-Unie op Midden- en Oost-Europa stemden Moskou en de satellietstaten van het Warschaupact ermee in om een definitie van “mensenrechten” te hanteren die uitsluitend betrekking had op politieke vrijheden, zoals vrijheid van vergadering, meningsuiting, informatie en beweging.”
De bescherming van de economische, sociale en culturele rechten kwam er echter bekaaid vanaf: “Beschermingsvoorzieningen die algemeen golden voor de inwoners van het Oostblok – zoals gratis onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting en meer – ontbraken volledig in deze classificatie.” Aldus Klarenberg.
Niemand vermoedde in de jaren zeventig dat de niet-bindende Helsinki-akkoorden anderhalf decennium later een belangrijke bijdrage zouden leveren aan de val van de Muur en het einde van de Koude Oorlog. De leiders van 35 landen gingen in de Finse hoofdstad gingen immers alleen met elkaar in dialoog en zochten samenwerking op verschillende gebieden, om de veiligheid van Europa te bevorderen, maar bovenal om de status-quo te legitimeren.
Met de ondertekening in 1975 van de slotverklaring van de conferentie, de Helsinki-akkoorden, onderschreven de DDR en de andere Oostbloklanden ook dat zij de bescherming van mensenrechten in acht te zouden nemen. Op zich was dit niets nieuws. Mensenrechten werden vaker in internationale verdragen opgenomen. Maar voor mensenrechtenorganisaties werd de omschrijving van de mensenrechten in het Helsinki akkoord, hét instrument om partijen ter verantwoording te roepen.
Het politieke klimaat wat zich vervolgens ontwikkelde, gaf ruimte aan een hervormer als Michail Gorbatsjov in de jaren 1985-1991, die met een gevleugelde term als ‘glasnost’, stond voor een grotere openheid en transparantie in de overheid en een vermindering van censuur. Hierdoor kregen burgers meer vrijheid om problemen te bespreken en waardoor informatie toegankelijker werd. De term, die ‘openheid’ betekent, werd vaak gecombineerd met ‘perestrojka’ (hervorming) en was bedoeld om corruptie te bestrijden en de macht van de bureaucratie te beperken.
De tegenreactie
De verwoede pogingen van Gorbatsjov om de USSR te democratiseren naar westers model, stuitte echter op heftige weerstand binnen de USSR zelf, nadat duidelijk werd dat hiermee ook de Economische, sociale en culturele burgerrechten binnen de staat werden afgebroken.
Gorbatsjov was in het Westen zeer populair en werd in 1990 beloond met de Nobelprijs voor de Vrede. In eigen land nam zijn populariteit snel af. Hij was niet geliefd in Rusland.
En voor kritiek was ook alle reden. De economische vrijheid was wel vergroot, maar dat kwam voornamelijk ten goede aan speculanten, ritselaars en maffiosi. De productie groeide niet en het loslaten van de prijzen leidde tot forse prijsstijgingen, waardoor de toch al geringe levensstandaard verder daalde.
Het einde voor Gorbatsjov kwam toen hij in augustus 1991 voor zijn jaarlijkse vakantie op de (later zwaar bevochten) Krim zat en conservatieve communisten een staatsgreep pleegden in Moskou. De coup mislukte jammerlijk, maar de op 12 juni 1991 gekozen president van Rusland, Jeltsin (met 57 procent van de stemmen), steunde een omwenteling. Jeltsin klom op een tank voor het parlement en zei tegen de militairen dat hij hun opperbevelhebber was. Verscheidene generaals besloten daarop hun loyaliteit aan de coupplegers op te zeggen en Jeltsin te volgen.
Gorbatsjov mocht terugkeren naar Moskou. Hij bleef president van de Sovjet-Unie, maar dat werd een loze functie doordat Jeltsin samen met de leiders van de andere republieken de Sovjet-Unie simpelweg ophief. Op Oudejaarsdag 1999 nam de jonge, relatief onbekende Vladimir Poetin de macht over van president Boris Jeltsin.
De spanning binnen de mensenrechten
Het lijkt bij niemand van de betrokkenen een overweging geweest te zijn dat de ‘rechten van de mens’, intern op gespannen voet staan.
Het is immers meestal juist niet de staat waartegen een burger bescherming behoeft, maar het gaat veel vaker om medeburgers, waartegen een slachtoffer juist door de staat beschermd moet worden.
En bij de wijze waarop dit moet gebeuren lijkt er een onverzoenlijk en steeds groter wordend meningsverschil te bestaan tussen het ‘vrije westen’ en de rest van de wereld. De “Burgerlijke en politieke rechten” kunnen een forse belemmering zijn voor de “Economische, sociale en culturele rechten”, wat misschien het best tot uiting komt in artikel 23, lid 3.
“Eenieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.”
Wat is een rechtvaardige en gunstige beloning? Wat wanneer een bankdirecteur, voetballer of staat een dusdanig rechtvaardig en gunstige beloning krijgt, dat dit ten koste moet gaan van de rechtvaardige en gunstige beloning van alle anderen?
Neem artikel 17, lid 1: “Een ieder heeft recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen.” Wat nu als het eigendom van de een het recht op behoorlijke huisvesting (artikel 12, recht op privacy) simpelweg blokkeert?
Of artikel 19 – Vrijheid van meningsuiting. Is er ook een recht op dialoog? De ongebreidelde propaganda/ meningsuitingen van Nazi Duitsland zetten een complete natie op het verkeerde been, met alle gevolgen van dien.
Het is momenteel misschien wel de klimaatwetenschap die het duidelijkste voorbeeld is van de manier waarop de ‘Vrijheid van meningsuiting’ kan worden kortgesloten door een vooropgezet eigen gelijk. Ik heb er al eerder over geschreven (zie link), wanneer je ergens een sterke mening over hebt gevormd, ontstaat er zelfs een fysieke weerzin tegen het lezen (laat staan het overdenken van) van de argumenten van ‘de tegenpartij’ (in dit geval ging het over de ‘platte-aarders’).
Je kunt dan 100 vrijheden van meningsuiting hebben, maar wanneer een mening niet bijdraagt tot mogelijke verandering, of discussie over de aangevochten stellingen, hebben deze rechten geen enkel nut.
Het klimaat
De ongefilterde mening van een groep onderzoekers inzake het klimaat, de aanhangers van de kooldioxide-hypothese, wist met hulp van een sympathiek gevonden Al Gore, een onvoorstelbare aanhang te verkrijgen, waarbij niet langer werd gediscussieerd met anders-gelovigen, maar niets minder dan een wereld-revolutie inzake de energie-voorziening werd voorbereid. Verder werd er een heel duidelijk polarisatiemodel uitgerold waarbij degenen die aan de ‘goede kant van de geschiedenis stonden’ ieder debat met andersdenkenden (aanhangers van de oliemaffia) uit de weg moesten gaan.
Maar, zoals die dingen soms gaan, de voorspellers van de klimaatcrisis bleken ook na meer dan 35 jaar rekenen, niet in staat om, ondanks de inzet van duizenden onderzoekers en miljoenen-budgetten, voorspellingen te maken die inderdaad overeen komen met de klimaat-werkelijkheid. En dat ging dus uiteindelijk toch ten koste van de geloofwaardigheid van de hypothese.
China had al vrij snel bedenkingen bij het hele verhaal, net zoals Rusland, toen Poetin al de wereld choqueerde door niet te verschijnen bij de grote COP 26 in Glasgow in 2021 (zie link). Destijds was het nog ‘not done’ om als wereldleider niet te verschijnen bij dit grote klimaat-spektakel.
Nu, in september 2025, lijken zelfs de Verenigde Staten niet langer overtuigd. De presidentiele overwinning van D. Trump, en de anti-klimaat maatregelen die zonder al te veel protesten inmiddels zijn doorgevoerd, laten toch een klimaat-moeheid zien. Een bezinning die overigens nog niet is gezakt bij de Europese “Coalition of the Willing”, die onwankelbaar, nog steeds aan de goede kant van de geschiedenis meent te staan.
Europa (“The Willing”) leert niet. Geheel in de stijl van Hugo de Groot (zie link) is er de totale afwezigheid van de gedachte dat men zich zou kunnen vergissen. De overtuiging dat alles wat wordt geschreven en gedacht, de waarheid is en niets dan de waarheid.
Maar niet nooit. Na enkele honderden jaren kwamen er, onder het bewind van Nederlands meest flexibele denker ooit, Mark Rutte, toch echt excuses van de Nederlandse regering voor het slavernij verleden, én voor ons weinig heldhaftige verleden in Indonesië. Het duurt dus even voordat iedereen dood is, die betrokken was bij “de foute kant van de geschiedenis”, maar daarna kunnen we toch echt toegeven dat “we” (of eigenlijk “de generaties voor ons”) iets niet helemaal goed hebben gezien.
De Verenigde Staten zijn, ondanks deze Europese erfenis, iets verder. Een mooi voorbeeld is hierbij is dan ook de discussie die na 35 jaar eindelijk is begonnen in de Verenigde Staten, nadat het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) haar “Carbon Dioxide Endangerment Finding” lijkt op te geven.
Een aantal prominente klimaat-sceptici hebben het “DOE climate assessment report” gepubliceerd, in opdracht van het EPA van Trump, om te zien of deze “Endangerment finding” ten aanzien van kooldioxide wel terecht is vastgesteld door de regering Obama (2009).
Dit rapport heeft dus de afgelopen maand ter inzage gelegen, zodat ook de Alarmisten hun eigen bevindingen tegenover de stellingen in het DOE rapport konden plaatsen.
Judith Curry (een van de auteurs) laat in haar blog al iets weten over de aard van deze bezwaren, maar ook hoezeer ze de bijdragen van het alarmistische Carbon Brief, The American Meteorological Society, het “Dessler and Kopp et al.” rapport, met bijdragen van 85 wetenschappers (439 pagina’s) weet te waarderen: “Before getting into specifics of the Dessler Report, a big bravo and kudos to Dessler et al., who are actually behaving like scientists with their rebuttal to the DOE report. This is exactly the kind of response and dialogue that we hoped the DOE Report would stimulate.”
Dit moet pijn doen aan de ogen doen van de Nederlandse media, die tot dusvere ook geweigerd hebben ook maar iets te publiceren over deze gang van zaken in de Verenigde Staten.
En wat er ook mee gaat gebeuren. Nederland gaat de “Trump-ontwikkelingen” niet volgen. Er is zelfs al een voorbeeld voor hoe dit in zijn werk zal gaan. En ja, dat is een oude bekende, de stikstofproblematiek, of zoals dat toen heette: de zure regen problematiek. Ik ben er eerder in detail op ingegaan, maar ik zal het hier even kort samenvatten.
Stikstof
Door de ruzie tussen Canada en de USA over de schade door zure regen, besloot het Amerikaanse congres (onder president Carter) om het duurste milieu-onderzoek ooit, het National Acid Precipitation Assessment Program (NAPAP) uit te laten voeren. Het omvatte onder meer een mandaat voor een tien-jaren plan voor onderzoek en monitoring van zure neerslag. Het programma koste in totaal 537 miljoen dollar en bood inderdaad verrassende nieuwe inzichten.
In september 1987 werd (onder president Reagan) het interim onderzoeksverslag van het NAPAP onderzoeksprogramma afgerond. De kwestie van de verzuring bleek, volgens het NAPAP veel ingewikkelder in elkaar te steken dan vooraf was voorzien. Uit de onderzoeken, die in het kader van dit programma waren uitgevoerd, bleek bijvoorbeeld dat de zuurgraad van een meer (inzet van het Canadees-USA-conflict), minstens zo afhankelijk was van de lokale bodemgesteldheid én de vegetatie die hierop groeide, dan van de zuurgraad van de neerslag, welke afwatert op dit meer.
Van veel meren die in de jaren tachtig zodanig ernstig verzuurden dat hierin geen vis meer kon leven, bleek dat in het verre verleden, voordat boskap de verzurende vegetatie van hun omgeving had gedecimeerd, ook geen vissen hadden geleefd. Natuurbescherming had tot wederopleving van de bossen geleid, maar daarmee ook van de verzurende invloed die de bossen hadden op het leven in de meren. De natuur had gezorgd voor verzuring. En dat was nu juist niet de boodschap waarop (ook) onze Nederlandse onderzoekers zaten te wachten.
Een aantal landen, waaronder Nederland, weigerden botweg de resultaten van dit “Reagan- milieuonderzoek”, serieus te nemen. In de Nationale milieuverkenning 2 uit 1991, waarin de Nederlandse overheidsstrategie ten aanzien van de belangrijkste milieu speerpunten werd uiteengezet, werd hierover het volgende opgemerkt:
“De algemene teneur van de NAPAP-resultaten is dat er weinig of geen schade aan het Amerikaanse milieu wordt toegebracht door verzurende stoffen. Van Canadese zijde is hier verontwaardigd gereageerd. Ook in wetenschappelijke kring is met verbazing gereageerd tijdens de internationale review van het onderzoek.”
Maar wat er dan precies in het NAPAP stond en wat daarvan de consequenties konden zijn ten aanzien van onze Nederlandse standpunten, werd nooit geopenbaard. Zouden wij aan de “verkeerde kant van de geschiedenis” staan? Dat nooit. Een strijd die nog steeds (tegen beter weten in?) wordt gevoerd over de rug van de Nederlandse samenleving, die inmiddels is murw gebeukt ten aanzien van dit onderwerp.
Maar het is goed om hier toch even bij stil te staan. Zoals ik mijn vorige blog al heb aangegeven, de Duitse rechters beroepen zich bij dit stukje stikstof aanpak als gevolg van de ‘Europese regelgeving’ (de reden dat de Raad van State alleenrecht heeft op de uitleg van deze regels, zie link) op het “BASt-rapport 2013” dat, voor zover de rechtbank (2022) kan nagaan – nog steeds de huidige stand van de wetenschappelijke kennis inzake de verhouding tussen het Europese evenredigheidsbeginsel en “significante nadelige gevolgen of verstoringen in een Natura 2000-gebied” weerspiegelt.
De Nederlandse rechter (er)kent deze “huidige stand van de (Europese) wetenschappelijke kennis” niet eens. In mijn speurtocht naar jurisprudentie is er maar één huidige stand der wetenschappelijke kennis relevant en die heeft betrekking op het rekenkundige AERIUS model (zie bijvoorbeeld de uitspraak ECLI:NL:RVS:2023:1299).
Dat is toch raar in een land waar stikstof schermutselingen in de Tweede Kamer aan de orde van de dag zijn? Of niet?
De oogst van deze week. Het is maar goed dat onze stikstofminister behoorlijk fotogeniek is…