Zoals in het eerste deel van deze reeks al werd omschreven is het voeren van een ‘redelijke discussie’ onder meer afhankelijk van het mandaat wat de sprekers hebben om de discussie aan te gaan.
Wanneer bij een discussie over de gevaren van gewasbeschermingsmiddelen van tevoren wordt afgesproken dat een verbod van een bepaald middel (glysofaat) kan worden gevierd als een belangrijk politiek succes, moet niet vreemd worden opgekeken, wanneer de discussie over dit veel bredere onderwerp wordt vernauwd tot alleen de gevaren van dit betreffende middel.
Maar toch gaat het dan maar over één van de manieren waarop een politieke discussie (niet) kan worden gevoerd, aangezien nogal wat onderwerpen tegenwoordig in dezelfde taboe-sfeer zijn geraakt als het praten over seks in een streng-christelijke samenleving.
De jaren zestig
Waar zouden we zijn zonder de ‘roerige jaren zestig’. Met de stijging van het welvaartspeil en de opkomst van de televisie, kon de confrontatie van het gemeenschapsdenken en de daarbij horende starre verzuiling, met dat van de ‘liberale waarden van een materialistische westerse wereld’ niet uitblijven.
Plotseling volgde voor velen de realisatie dat men ‘jaren voor de gek was gehouden’, en vooral de vrouwenbeweging, maar ook de strakke ‘steunpilaren van de verzuiling’ emancipeerden uit hun steeds beperkt gehouden zichtkring.
Tal van protestliederen uit de jaren zestig laten hiervan nog een echo horen, bijvoorbeeld Robert Long’s ‘Vroeger of Later’ (1974) staat bol van de overwonnen ‘klassieke’ ideologische standpunten.
In het liedje “Toe maar jongens de beuk erin” komt het milieu aan de beurt:
“Toe maar jongens de beuk erin
Ja vooruit maar lui zet hem op
Gif en rotzooi in de zee
De oceaan een grote plee
De vis die gaat maar zo niet dood
De zee is zo ontzettend groot
Dit gaat het snelst en tijd is geld iets anders
wordt te duur
Wij zijn de baas in de natuur
(Raldaldee in de Waddenzee ga je mee)
Toe maar jongens de beuk erin
Ja vooruit maar lui zet hem op
De laatste bomen gaan eraan
Als deel van een bestemmingsplan
Een stankgolf hier een roetwolk daar
De industrie moet voort nietwaar
Gezondheid welzijn enzovoort: dat is allang verstoord
Straks stikt iedereen de moord”
De club van Rome, wiens alarmerende boodschap “Grenzen aan de groei” in 1972 werd verspreid, had diepe indruk gemaakt (zie ook link)
In 1967 kwamen ook de eerste berichten over de zure regen in Scandinavië, die daar zorgde massale vissterfte en voor dode meren.
Een nieuwe religie was geboren, waarbij twijfel aan haar grondbeginselen, eigen aan nieuwe religieuze denkrichtingen, op zijn zachtst gezegd niet op prijs werd gesteld. Maar ook de nieuwe helden voor het geloof deden hun intrede.
De bootjes met Greenpeace-activisten tussen harpoenen en walvissen begonnen een vertrouwd beeld te worden vanaf 1975. De beelden van het verzet tegen de commerciële walvisjacht verspreidden zich over de hele wereld en gaven de organisatie grote bekendheid. Als resultaat hiervan werd in 1986 de commerciële walvisjacht verboden.
Volgens Wikipedia: “is de organisatie in 2018 actief in meer dan 55 landen en heeft wereldwijd 3,2 miljoen donateurs en meer dan 35.000 actieve vrijwilligers. Omdat Greenpeace politiek en financieel onafhankelijk is, neemt de organisatie geen geld aan van bedrijven en overheden.”
Greenpeace is op dit moment een organisatie die zich over heel veel zaken bekommert. De zorg over stikstof kan haast niet groter zijn:
“Unieke natuur staat op veel plekken in Nederland ernstig onder druk. Sommige planten, dieren en insecten dreigen voorgoed te verdwijnen. Op sommige plekken is de natuur zelfs al onherstelbaar beschadigd. Boswachters komen dan ook massaal in actie en ook natuurliefhebbers zien hoe de natuur steeds eentoniger en stiller wordt. Een decennialange te hoge stikstofuitstoot is daar een van de grootste oorzaken van. Hoewel de overheid verplicht is onze natuur te beschermen heeft zij jarenlang nagelaten de stikstofuitstoot voldoende terug te dringen. Terwijl dat een keiharde noodzaak is om de meest kwetsbare natuur, onze lucht, ons water en de biodiversiteit gezond te houden.
Na jarenlang getreuzel in de stikstof-aanpak zagen wij in de zomer van 2023 geen andere mogelijkheid dan naar de rechter te stappen. Een rechtszaak is het laatste redmiddel om de meest kwetsbare natuur te redden. Want als de stikstofuitstoot niet snel drastisch omlaag gaat, lopen we het risico unieke planten en dieren te verliezen. Op sommige plekken is de natuur zelfs al onherstelbaar beschadigd.
En dat raakt ons allemaal, want we hebben gezonde natuur nodig voor schone lucht, schoon drinkwater, bestuiving van onze voedselgewassen en als bondgenoot in de strijd tegen klimaatverandering. Daarom blijven we ons naast de rechtszaak ook inzetten voor een omslag naar écht duurzame landbouw. Waarin meer boeren met minder dieren een goede boterham kunnen verdienen.”
De alarmerende tekst van de “Petitie voor duurzame landbouw” maakt het allemaal nog net een graadje erger:
“Stikstofuitstoot móét omlaag
De overheid gebruikt miljarden aan belastinggeld om de stikstofcrisis aan te pakken. Dit is hét moment voor een omslag naar ecologische landbouw met minder dieren. Inmiddels dringt de tijd: als de stikstofuitstoot niet snel, uiterlijk eind 2025, drastisch omlaag gaat, lopen we het risico unieke planten en dieren te verliezen. Daarom moet de overheid nú aan de slag.
*Teken nu de petitie en op 8 oktober overhandigen we deze in Den Haag!”
Kritiek
Toch kwam hier en daar ook een wat kritischer toontje opzetten. Hans Dorrestijn kwam in 2007 met het volgende stukje voor ‘vroege vogels’:
“In de jaren 60 had je de Club van Rome, een verzameling geleerden, die de knappe koppen bij elkaar had gestoken en een rapport publiceerde over de toestand van het milieu, zó verschrikkelijk negatief dat een mens zin kreeg zich te verhangen. We hadden er een troep van gemaakt, van onze leefomgeving, dat het maar de vraag was of we de eeuwwisseling zouden beleven.
Het is inmiddels 2007. We hebben de Club van Rome overleefd! Het zou ons gewone stervelingen met een laag IQ moeten leren sceptisch te staan tegenover onheilspelingen van de wetenschappers.
In de jaren 70 kwamen ze met de zure regen. Daarvan gingen de bossen dood. Ook weer de straf voor onze zonden, want het kwam door de uitlaatgassen. Onze Christelijke beschaving is verslaafd geraakt aan straf van boven. Zonder hel en verdoemenis kunnen we niet.
Nou sta ik toch niet bekend als een opgewekt type, maar ik vertrouwde die berichten over zure regen niet helemaal. Je zag wel eens een dooie boom in het bos, maar dooie bomen zag je ook in de wouden op schilderijen van 17e eeuwse schilders, zoals Ruysdael.
Helaas, de geleerden konden de zure regen bewijzen. Het was een uitgemaakte zaak: het einde van de mensheid was in zicht. Daar is de Nederlander tijdlang flink beroerd van geweest, van die zure regen, maar je hoort er niks meer over. ’t Is vanzelf overgegaan. En de Veluwe ziet er gezond uit.
En toen kregen we het gat in de ozonlaag. Het kwam uit onze koelkast. De geleerden konden het gat in de ozonlaag laten zien en ze hadden ook dit keer harde cijfers voor onze ondergang. Maar het gat is weer dichtgetrokken. Er is alleen een gat gebleven in onze collectieve ziel. De angst hield ons uit de slaap. Achteraf bleek het nergens voor nodig. Het was alleen maar een hersenschim van bollebozen.
Daarom, lieve mensen, wees een beetje sceptisch. Geloof niet alles wat de wetenschap beweert, vooral niet als de boodschap luidt dat u schuldig bent. Gepast wantrouwen is goed voor uw gezondheid. Niet alle geleerden verdienen uw vertrouwen. Wacht nog even met paniek. Die klimaatverandering is nog te nieuw en te vers. Laten we een definitief oordeel nog even opschorten. Dat men intussen de dijken verhoogt, prima, dat kan geen kwaad, maar wat wel kwaad kan is ’s nachts met bonkend hart naar het plafond liggen staren. Doe dat niet. De wetenschap heeft wel meer vergissingen op haar naam.”
Het is duidelijk dat dit soort verhalen voor de groene pleitbezorgers van een alarmerende boodschap niet de bedoeling kan zijn. En daarom: taboe.
Het woord taboe is afkomstig uit het Tongaans van Polynesië (tapu of tabu), waar het stond voor een religieus verbod op bepaalde plaatsen, voorwerpen, personen of handelingen. Het eerste gebruik van het woord taboe in het westen in de betekenis van ‘niet toegestaan’ stamt uit het reisverslag van James Cook over een bezoek aan Tonga. De bewoners legden uit dat bepaalde zaken verboden waren, omdat dit volgens hen “taboe” was: “When anything is forbidden to be eaten, or made use of, they say that it is taboo.”
Het woord is gepopulariseerd door Sigmund Freud in zijn “Totem en taboe” (1950) en verwijst dus naar een ander mechanisme om enige inhoudelijke discussie over een onderwerp te voorkomen. Dit is dus iets wezenlijk anders dan in de vorige blog over dit onderwerp besproken, mandaat om te kunnen discussiëren over een bepaald onderwerp.
Voor de taboevorming speelt de rechter een beangrijke rol. Uitstekend verwoord door onze voormalige ‘stikstofminister’ Christianne van der Wal-Zeggelink, in een debat over een motie om een ‘rekenkundige ondergrens’voor stikstof op te werpen. Van der Wal ging deze motie ontraden, niet omdat ze het idee slecht vindt, maar omdat: “eerst de stikstofuitstoot omlaag moet, en dat dan pas de drempel omhoog kan – anders bestaat de kans dat de rechter er weer een streep doorzet (zoals eerder in de zaak met de PAS-melders).”
De rechter
De rechter is eigenlijk de vleesgeworden redelijkheid; volgens Montesquieu: “le juge est la bouche de la loi”, de mond van de Wet.
Toch is het allemaal wat minder objectief dan je zou hopen.
In het blad Netherlands Journal of Legal Philosophy, Aflevering 3 2009”, gaat C. Smit in op het normatieve karakter van de rechtswetenschap. Hij komt onder meer tot de volgende conclusie:
“De professionaliteit van de praktijkjurist en rechtswetenschapper bestaat in het vermogen om een zaak juridisch in te kaderen en te bepalen welke argumenten zinvol voor de beslissing van het geschil kunnen worden aangevoerd. Dat die argumenten in veel gevallen moeten worden afgewogen en dat die afweging uiteindelijk wordt bepaald door de politics of law of de political morality van degene die beslist, volgt uit de aard van het recht.
Recht is niet een feit, maar een oordeel: het is het resultaat van de redelijke afweging van belangen, waarden en doeleinden van het recht en dus de uitdrukking van het oordeel welk belang behoort te prevaleren. En dat is onlosmakelijk verbonden met wereldbeeld en ideologie – met rechtspolitieke keuzes.”
Hoe heeft een kentering van het wereldbeeld vanaf de jaren zestig dan consequenties gehad voor de rechtspraak?
Geconfronteerd met de nieuwe werkelijkheid die ontstond na de jaren zestig, werd milieu een kernthema binnen de rechtswetenschappen en wat met name de aandacht trok, was de uiteraard stikstofproblematiek. (meer hierover: zie link)
De Nederlandse hoogste bestuursrechter is standvastig gebleven in diens oordeel over de stikstofbedreiging voor de Nederlandse natuur. Kort gezegd is er momenteel een volgende standaardredenering:
“een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Een plan kan significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben als een plan leidt tot een toename van de stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Dat is aan de orde als een plan in ruimtelijke ontwikkelingen voorziet die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie, waaronder de feitelijk, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van een plan wordt verstaan.”
Of ook:
“Als een plan ten opzichte van de referentiesituatie leidt tot een toename van de stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied (dat zijn natuurwaarden waarvoor de kritische depositiewaarden (hierna: de KDW) worden overschreden), dan moeten de gevolgen van die toename voor de vaststelling van het plan worden onderzocht. Als daaruit volgt dat significante gevolgen niet op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten (de zogenoemde voortoets), moet een passende beoordeling worden gemaakt. Het plan kan in dat geval worden vastgesteld als en nadat de planvaststeller uit de aldus gemaakte passende beoordeling de zekerheid heeft verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten.”
Maar hoe kun je duidelijk maken dat een toename van stikstofdepositie (boven de KDW) niet leidt tot aantasting van een gevoelig Natura2000 habitat?
Het is de Nederlandse overheid in ieder geval niet gelukt en die is dan ook keer op keer weer ten onder gegaan in een strijd over de verhouding tussen onze rechtsregels, vastgesteld door een democratisch gekozen parlement en het Europese recht wat naar eigen goeddunken kan worden gebruikt door de rechter: “We moeten wel van Europa”. Goed, ik heb daar al eerder over geschreven (zie link).
De onmogelijkheid van de KDW’s
Dat het de Nederlandse overheid niet is gelukt om duidelijk maken dat een toename van stikstofdepositie (boven de KDW) niet leidt per se tot aantasting van een gevoelig Natura2000 habitat is eigenlijk best bijzonder.
Het is duidelijk dat het gehalte reactief stikstof van een gebied mede-bepalend is voor de soort van gewassen die daarop te vinden zijn. Dit naast fosfaatgehalte, grondwaterstand, organische stof, bodemsoort, bodemleven, bestaand vegetatietype, beheer, kortom allehande biotische en a-biotische factoren spelen hier een belangrijke rol.
Stikstof is dus één van die factoren, waarmee de ‘rijkdom’ van die bodem mede wordt bepaald.
Maar er is zoiets als een stikstofkringloop, die maakt dat de opbouw van stikstofconcentratie van een habitat, wordt bepaald door een tweetal factoren. De aanvoer van stikstof én de afvoer van stikstof.
De aanvoer van stikstof in een (semi-)natuurlijk habitat wordt verzorgd door bemesting (door mens en dier), stikstoffixatie door enkele plantensoorten (vlinderbloemigen), stikstofdepositie en aanvoer door het grondwater.
De afvoer van stikstof gebeurt voornamelijk door transpiratieverliezen van stikstofhoudend grondwater door de groeiende planten, afspoeling van organische resten in herfst en winter, afspoeling van stikstofrijk regenwater, denitrificatie door micro-organismen én door het maaien van het op dit habitat groeiende gewas. Dit door begrazing, of maaien van het gewas en voedering aan de landbouwhuisdieren.
Het feit dat er nogal wat semi-natuurlijke habitats in Nederland bestaan is enkel te wijten aan het feit dat sommige vormen van landbouw ervoor hebben gezorgd dat gedurende een groot aantal jaren (soms: eeuwen) bepaalde habitats structureel meer afvoer van stikstof hebben gekend dan toevoer. Het maaien van blauwgraslanden, zonder adequate bemesting, zorgde voor een steeds schraler wordende bodem, die zich pas herstelt wanneer het oorspronkelijke beheer verdwijnt.
Dit dus ongeacht de achtergrondconcentratie van stikstof in dit gebied.
Paradoxaal genoeg valt het verdwijnen van het traditionele beheer meestal samen met het tijdstip dat deze schrale gronden worden aangekocht door een natuur-beherende instantie als Natuurmonumenten of Staatsbosbeheer, waar het geld of de deskundigheid ontbreekt om dit vaak tijdrovende traditionele beheer te kopiëren.
Niet de aanvoer van stikstof is dan het probleem, maar (het ontbreken van) stikstofafvoer.
In deze stikstofbalans is de depositie van stikstof slechts een wat kleinere invoer-post. Zelfs bij de afvoer van blauwgrasland (zie link) verdwijnt immers al snel 67,5 kg stikstof per maaibeurt. Transpiratie van stikstofrijk grondwater kan al snel enkele honderden kilogrammen stikstof per hectare afvoeren (zie link), net zoals grondwaterstromingen zorgen voor een dito aanvoer.
Volgens het PBL bedraagt de gemiddelde depositie stikstof per hectare 2200 mol, ofwel 31 kilo stikstof. Onduidelijk is welke fractie hiervan gelijk afspoelt of wordt afgebroken. Maar het is hierdoor dus onmogelijk dat de stikstofbelasting van een habitat alleen wordt bepaald door deze atmosferische depositie.
Hier kan ook de rechtspraak, die dit blijkbaar graag anders had gezien, weinig aan doen…
De Grutto
De ontwikkelingen rondom de Grutto-populatie zijn bezig om zich te ontwikkelen tot een nieuw nationaal drama. Van alle grutto’s broedt 85% in Nederland. Ons typische polderlandschap leent zich bij uitstek voor de grutto. “De grutto is daarom terecht de Nationale Vogel”, zegt Kees de Pater van Vogelbescherming Nederland.
U begrijpt waarom plderklimaat.nl de ontwikkelingen rondom de grutto met argusogen volgt.
Op de website “Onze weidevolgels” worden de nieuwste ontwikkelingen ten aanzien van onze pogingen om de nationale vogel te redden, in het artikel van 26 juni 2024, als volgt samengevat:
“De Europese Commissie wil dat Nederland meer doet om de grutto beter te beschermen. Het Rijk krijgt twee maanden de tijd om te reageren op de aanmaningsbrief van het EU-bestuur. Het is de start van een ‘inbreukprocedure’, en in het slechtste geval kan ‘Brussel’ maatregelen opleggen aan Nederland.
In de inbreukprocedure richt de EU-commissie zich in eerste instantie vooral op de grutto. Als het Nederland lukt het leefgebied en het aantal populaties van de grutto te verbeteren, is dit ook gunstig voor andere akker- en weidevogels, schrijft de commissie op de eigen website. ‘Dergelijke maatregelen zullen waarschijnlijk ook andere soorten landbouwvogels ten goede komen, zoals de kievit en de scholekster, waarvan de populatieaantallen ook afnemen.’
De Europese Commissie noemt de grutto een ‘iconische landbouwvogel’. De commissie schrijft: ‘De Vogelrichtlijn is van cruciaal belang voor het behoud van de biodiversiteit en beschermt de 500 wilde vogelsoorten die van nature in de EU voorkomen en hun habitats. In Nederland zijn veel soorten landbouwvogels al tientallen jaren gestaag in verval, voornamelijk als gevolg van habitatverlies en andere bedreigingen, zoals verstoring tijdens het broedseizoen. Met name vrijwillige regelingen, waaronder subsidies, zijn er niet in geslaagd de voortdurende achteruitgang van de grutto, een iconische landbouwvogel, aan te pakken. De autoriteiten zijn verplicht effectievere maatregelen te nemen.”
Al onze beschermingsmaatregelen ten spijt, inclusief ons miljardenzware stikstofbeleid, wordt ons land, of liever ons natuurbeleid, neergezet als dat van een ontwikkelingsland, waar Brussel het als taak ziet om ons te helpen om tot een effectieve bescherming van onze nationale vogel.
Dat kan eigenlijk maar één ding betekenen. Brussel heeft weinig fiducie in de maatregelen waarvan wij (onze natuurbeschermers) nog steeds geloven dat zij de redding van onze nationale vogel kunnen bewerkstelligen. Nog meer stikstofbeleid, als regendansers die geloven dat alleen nog meer dansen de reddende regen nabij kan brengen.
Voorbij wordt gegaan aan het feit dat de populaties van onze grutto het in de jaren zeventig en tachtig uitstekend hebben gedaan op weidepercelen waar veel meer bemesting plaats vond als thans het geval is. Logisch ook omdat (stikstof)rijke gronden normaliter zorgen voor grote aantallen regenwormen en andere insecten die gedijen op een voedselrijke grond.
Het verdwijnen van deze prooidieren, alsook onze konijnenpopulaties (zie link), heeft gezorgd voor een ineenstorting van de kwaliteit van onze landbouwgronden waar de grutto floreert. En dan is het niet stikstof, maar zijn het de nieuwe gewasbeschermingsmiddelen (o.a. neonicotinoïden, maar ook stoffen als prosulfocarb) die vanaf de jaren negentig in gebruik zijn genomen, die de belangrijkste kandidaat zijn voor deze teloorgang.
Maar zolang stikstof als de grote bedreiging voor de Nederlandse natuur geldt, onder goedkeurend oog van onze hoogste rechters, maakt dat deze kwestie een meer serieuze blokkade van een open Hegeliaanse discussie vormt, dan die welke besproken is in de vorige blog, waar tenminste nog enige politieke discussie (zij het onder een strikt mandaat) over is blijven bestaan.
In de volgende blog wil ik dan ook ingaan op de zwaarste blokkade die in dit verband kan optreden. Niet een blokkade (alleen) door onze rechters, maar een die door de internationale gemeenschap is opgeworpen.