Verhaaltjes voor het slapen gaan; omgekeerde woke

Soorten.nl is op de website van Naturetoday.com begonnen met een imposante reeks van door stikstof bedreigde dier- en plantensoorten in Nederland. Vandaag zag ik de Tengere Grasjuffer voorbij komen, gister ging het over het Groot Dooiermos die juist blijkt te floreren (maar ook dat is een slecht teken) eergister de Gray’s Kustslak en de dag daarvoor de Kommavlinder, daarvoor de Nauwe Korfslak, toen kwam de Kastanjeboleet (die er blijkbaar voor zorgt dat de bomen afsterven), het Stomp Elfje, de Gladde Slang daarvoor, de Argusvlinder, t/m de Bruine Vuurvlinder op 1 september jl.
Het zijn ultra-korte berichten in deze geest:
“De bruine vuurvlinder is op veel plaatsen verdwenen omdat door de hoge stikstofdepositie de variatie van het leefgebied is afgenomen. Bovendien zorgt die stikstof ervoor dat de samenstelling van de waardplanten voor de rupsen, schapenzuring en veldzuring, verandert, waardoor die minder geschikt worden als voedsel. Maar naast stikstof spelen ook verdroging en isolatie een rol – veel overgebleven populaties zijn te klein om duurzaam te blijven bestaan en er is geen verbinding met andere populaties in de buurt.”
“Het stomp elfje is een zweefvlieg van bossen. (…) Het stomp elfje behoort tot de groep van zweefvliegen waarvan de larven bladluizen eten. De larven van het stomp elfje zijn flexibel en eten vele soorten bladluizen, zowel op loof- als op naaldbomen.
Het stomp elfje was vroeger algemeen in bossen op zandgrond, maar is tegenwoordig zeldzaam. Langjarige tellingen in het bos Boeschoten op de Veluwe wijzen uit dat het stomp elfje over de laatste decennia hard achteruit is gegaan: minus 15 procent per jaar. Waar in het begin van de telling in 1982 gemiddeld vier exemplaren per telling gezien werden, is er de laatste 40 bezoeken geen enkel exemplaar meer gevonden. De periodes van grootste achteruitgang vallen samen met die van grootste stikstofdeposities, die zoals bekend de kwaliteit van de bomen waarop de bladluizen leven sterk aantast.”
“Veel van de libellen die aan vennen en hoogveen gebonden zijn, zoals venglazenmaker, noordse glazenmaker en hoogveenglanslibel, gaan sterk achteruit, onder andere door de verzuring die wordt veroorzaakt door de grote hoeveelheid stikstof. Door de verzuring verandert de plantensamenstelling en dat heeft negatieve gevolgen voor de libellen.
De verdroging is al lang een probleem, maar door klimaatverandering zien we ook de extremen toenemen, ook extreem droge perioden. Roy van Grunsven, onderzoeker van De Vlinderstichting, stelt dan ook: “Verzuring door stikstof en klimaatverandering zijn twee negatieve factoren die elkaar versterken”.
Maar ook:
“Grijs kronkelsteeltje vormt een probleem in stuifzanden. Hier vormt het dichte matten waardoor steeds minder open zand overblijft. Belangrijke reden voor de snelle toename is de overmatige depositie van stikstof. Het dichtgroeien van stuifzand zorgt ervoor dat andere mossen en korstmossen geen kans meer krijgen om er te groeien.”
“ Vervuilde gebieden kun je vaak herkennen aan de massale groei van gele korstmossen, zoals het groot dooiermos op vrijstaande bomen. Op de foto bovenaan deze pagina is het groot dooiermos te zien.
Korstmossen hebben geen wortels en nemen voedingsstoffen op met het hele oppervlak. Ze leven letterlijk van de lucht. Zwevend stof en vervuiling bepalen daarom sterk of een soort ergens kan groeien, of niet. Korstmossen hebben vooral last van ammoniak, een gasvormige stikstofverbinding die vooral vrijkomt uit mest, maar ook uit autoverkeer. Het gas lost gemakkelijk op in water, bijvoorbeeld van vochtige boomschors. Vooral ammoniak zorgt voor een verandering van de zuurgraad, waardoor de soortensamenstelling van de korstmossenbegroeiing op bomen verandert. In vervuilde gebieden komen meer stikstofminnende korstmossen voor. De gele korstmossen die zo ontstaan vallen heel erg op. Veel stikstofgevoelige soorten verdwijnen.”
Teruggang van de soorten komt dus door stikstof (sowieso) en dan zeker door de verzuring die hierdoor wordt veroorzaakt. Alleen de soorten die je juist niet wilt zien, zoals dat vieze gele dooiermos, die floreren dan net weer.
Nu is ‘verzuring door ammoniak’ een vrij uniek Nederlands standpunt (zie link). Zeker in relatie tot het gele dooiermos, dat het juist goed doet op basische ondergronden (overigens is zo ongeveer alles wat over de korstmossen wordt gesteld niet juist; er bestaan geen stikstofminnende soorten en autoverkeer speelt helemaal geen rol bij de verspreiding van de soorten, zie link).
Wat betreft stikstofproblematiek zelf; bij een aantal soorten zijn de argumenten onnavolgbaar. Bijvoorbeeld bij het stomp elfje, gaan we serieus aannemen dat de kwaliteit van de bomen waarop bladluizen leven wordt aangetast door stikstof? En dit zorgt dan voor meer of minder bladluizen waarvan de kwaliteit meer of minder is?
Goed, ik heb hier al vaker (uitgebreid) over geschreven (zie link), maar het is in dit kader wel handig om deze discussie uit de weg gaan, en die te beperken tot de soorten waarvoor stikstof dan (volgens soorten.nl) mogelijk wel hinderlijk is.
En dan moet je constateren dat bij alle gesignaleerde probleemsoorten dan toch de vraag wordt overgeslagen of de ‘overmaat aan stikstof’, die dus voor de problemen zou zorgen, wordt veroorzaakt door:
a) het achterwege laten van bij het beheer wat bij het halfnatuurlijke landschap past (zie link);
b) of het wordt veroorzaakt door grondwaterstromingen (zie link);
c) nalevering van de bodem (zie link);
d) een onbekende niet nader te noemen oorzaak, zoals ganzenpoep; of
e) door depositie van stikstofverbindingen.
Alleen in het laatste geval zou halvering van de stikstofuitstoot een mogelijke remedie zijn (die alvast “onontkoombaar” is volgens de troonrede van afgelopen dinsdag).
Het achterwege laten van de aard van de problematiek, maakt dus ook de bespreking van het verschijnsel eigenlijk onmogelijk. Ik snap dat ook hier ‘bewustwording van het stikstofprobleem’ de bedoeling is; maar het is zoals met zoveel woke-stukjes, wanneer je alle achtergrond achterwege laat, ben je alleen maar wat aan het roepen. En dan bereik je dus dat mensen juist niet meer nadenken en in slaap vallen ten aanzien van de kwestie (un-woke). Maar misschien is dat de bedoeling?
De hierboven al genoemde Roy van Grunsven heeft op youtube een filmpje gemaakt waarin hij het stikstofprobleem op een heel begrijpelijke manier aan iedereen uitlegt. Ik heb het donkerbruine vermoeden dat hij ook de auteur is van de stukjes in NatureToday en het is best de moeite waard (als je het volhoudt) om zijn presentatie te bekijken. (zie link
Wanneer U Al Gore’s feitenrelaas over de klimaatverandering een eye-opener vond, dan moet U deze video zeker kijken, want het feitenmateriaal wordt hier ook heel integer gepresenteerd, door iemand die eigenlijk alle stikstofclichés moeiteloos aan elkaar rijgt. En bovendien meent dat ‘the science al lang gesetteld’ is. Het tempo ligt wel wat hoger dan bij Gore’s docu, dus het is opletten geblazen, maar hieronder heb ik zijn verhaal nog even samengevat.
Chronologisch krijgen we het volgende te horen:
1) stikstofcrisis was vroeger mestoverschot en zure regen.
2} Nederland is van oudsher een heel voedselarm landschap (hoogvenen en zandgronden) we hebben dus heel veel planten die gewend zijn aan voedselarme situaties.
3) laatste honderd jaar sterk is dit alles veranderd door kunstmest; vroeger waren al die gebieden heel arm, maar nu kunnen we ineens overal aan landbouw doen; nu is alles voedselrijk en door die paar soorten die juist wel groeien met stikstof (brandnetel, braam) wordt het landschap veel saaier.
4) beheer helpt dan niet: “je kunt niet met beheer de effecten van stikstof ongedaan maken”.
5) stikstof verzuurt ook; Je kunt het zien want zure regen zorgt voor licht zand (duinen). De bodems zijn zuurder geworden; uitspoeling mineralen is dan ook een probleem en daardoor verdwijnen soorten. Heel veel insecten krijgen hierdoor onvoldoende mineralen binnen, zoals de bruine vuurvlinder die door het mineralentekort in Zuring (waar de rupsjes van eten) uitsterft.
6) Waarom moeten we ons tegen stikstof beschermen? We moeten natuurlijk voor ons landschap zorgen, maar daarnaast is er de juridische basis. De Nederlandse rechters hebben gezegd dat we te slecht voor de natuur zorgen. Het moet ook van Brussel; Nederland heeft afspraken gemaakt met andere landen over bescherming van de markt. Meer verontreiniging toestaan zorgt voor oneerlijke concurrentie.
Er zijn minimum eisen ten aanzien van de natuurkwaliteit vanuit Europa, op basis van de Natura 2000 regelgeving. Hierover zijn slimme afspraken gemaakt binnen Europa, maar Nederland houdt zich hier al decennia niet meer aan.
7) We moeten wel opschieten, als we moeten wachten tot 2035 zijn we te laat.
8) We hebben ook te maken met een te lage grondwaterstand, slechte waterkwaliteit en versnippering van hetlandschap; Dat moeten we aanpakken. Dan pas kunnen we eerlijk handelen en onze ecosystemen behouden.
Nu ben ik al op diverse punten van dit betoog eerder ingegaan, maar, zoals in de vorige blog al aangegeven: Het maakt voor de ‘groene zaak’ blijkbaar niet uit wat je precies zegt, als je het maar vaak zegt. Dat komt de geloofwaardigheid ten goede.

Dan toch nog even dit

Ten aanzien van het eerste punt. Vroeger was er ook een stikstofcrisis. Dat klopt een beetje. Het mestoverschot werd in Nederland begin jaren negentig al resoluut aangepakt en dat ammoniak een rol zou spelen bij de zure regen was een exclusief (en zeer discutabel) Nederlands standpunt.
Het tweede punt ligt al wat moeilijker. Nederland voedselarm? Ongeveer honderd jaar geleden was de Nederlandse bodem inderdaad relatief gezien veel voedselarmer. Maar Nederland is een delta en die zijn van nature juist best voedselrijk.
Derde punt, klopt ook. Ineens kunnen we overal aan landbouw doen. Maar of alles hierdoor saaier is geworden? De Nederlandse halfnatuur-landschappen zijn juist de landschappen die door de Nederlandse landbouw, tot de jaren zeventig, veel voedselarmer zijn gemaakt. De zandverstuivingen, heidelandschappen, blauwgraslanden, etc. zijn ontstaan door decennialange uitputting van de gronden, door verwaarlozing van de Nederlandse boeren. Om maar te zwijgen van de zinkweilanden. Dat geeft wel mooie natuur, maar het is een groot misverstand om te denken dat die natuurlijke landschappen hier dus ‘van nature’ aanwezig zijn…
Vierde punt klopt dus niet. Beheer helpt wel. De variatie in het landschap komt door het boeren-wanbeheer. (anders was alles bos geweest, op den duur ook een beetje saai)
Vijfde punt, de verzuring en de effecten daarvan. Dat is een beetje pijnlijk. Ammoniak zorgt juist voor alkalische toestanden. Geen zure regen dus. (zie link)
Toch ben ik zeer geholpen met dit verhaal. Al eerder heb ik gezocht naar voorbeelden van de problematiek van uitspoeling van mineralen, die er voor zou zorgen dat plantensoorten een andere samenstelling zouden krijgen. Met als gevolg dat bepaalde insectensoorten hieronder zouden lijden. Ik word hier op mijn wenken bediend. Dank daarvoor. 

Veldzuring en de Bruine Vuurvlinder 

 En zo kom je bij het onderzoek dat hiervoor verantwoordelijk is Fischer en Fiedler (1999): “Response of the copper butterfly Lycaena tityrus to increased leaf nitrogen in natural food plants: evidence against the nitrogen limitation hypothesis”
En ja, de naam zegt het al; er blijkt een ‘nitrogen limitation hypothesis’  te bestaan onder de vlinderdeskundigen. Deze hypothese, die stelt dat stikstofbemesting juist goed is voor de overleving van insecten, werd afgeleid van een groot aantal onderzoeken. Fischer en Fiedler noemen in ieder geval: Slansky and Feeny 1977; Tabashnik 1982; Taylor 1984; Myers 1985; Cates et al. 1987; Estiarte et al. 1994; Hunter and McNeil 1997 en Grundel et al. 1998. Deze hypothese werd vervolgens bevestigd door de  onderzoeksgroepen van onder meer  Ohmart et al. 1985; Obermaier en Zwölfer (1999).
Gebleken was dat lage stikstofgehalten resulteerden in lage overlevingsratios van insectenlarven (bevestigd in de onderzoeken van Myers and Post 1981; Myers 1985; Cates et al. 1987; Taylor 1988 en Clancy 1992). Bovendien zag men dat de stikstof-ondervoede larven mogelijk ook nog moesten compenseren voor verlaagde N-concentraties, door hun voedselinname te verhogen of hun voedselinname te concentreren op de meest N-rijke delen van planten (dit volgens de onderzoeken van Slansky and Feeny 1977; Mattson 1980; Ravenscroft 1994; Obermaier and Zwölfer 1999). 
Op grond hiervan werd geconcludeerd dat plantenetende insecten in hun ontwikkeling en groei worden beperkt door lage N-concentraties in hun voedsel (e.g. Slansky and Feeny 1977; Tabashnik 1982; White 1984, 1993; Ravenscroft 1994),en dat plantenetende insecten  normaliter positief worden beïnvloed door een verhoging van het stikstofgehalte van hun voedsel (Clancy 1992; White 1993).
Dat deze uitkomst universeel toepasbaar is, klopt dan weer niet volgens Fischer en Fiedler. Zij benoemen een tweetal onderzoeken (dat van Schroeder (1986) en van Joern en Behmer (1998) waaruit iets anders blijkt. Vooral de laatste onderzoek wordt door Fischer en Fiedler aangehaald. In deze studie naar de relatie tussen stikstof en de overleving van volwassenen sprinkhanen, vertoonde één soort een (normale) positieve reactie, de ander negatief en weer een andere soort vertoonde helemaal geen reactie. De onderzoekers concluderen dat stikstof dus niet altijd goed is.
Deze hypothese werd vervolgens door Fischer en Fiedler getest, in de relatie tussen de Bruine Vuurvlinder en Veldzuring. Een gedeelte van de waardplant Veldzuring werd hiertoe extra bemest: “Elke 2 dagen kregen de planten ofwel water alleen (de referentiegroep) of water met stikstofhoudende meststof (NH4NO3). Gedurende warme periodes, wanneer er een risico op uitdroging was, werden alle planten in de tussenliggende dagen extra water gegeven. De twee behandelingen werden ontworpen om verschillen in blad-N-niveaus te bereiken.”
Dat lukt uiteindelijk: “De bladeren van de bemeste planten hadden een donkerdere kleur en een hoger N-gehalte dan die van niet-bemeste planten (bemeste planten, 5,61±0,06% N en 6,21±0,03% N droge massa; niet-bemeste planten, 3,59±0,06% N en 3,89±0,06 % N droge massa.”
Dit had een groot effect op de overleving van de Buine Vuurvlinder larven en poppen, die op deze planten waren uitgezet: “Over het algemeen leidde de kwaliteit van de waardplant tot een sterk uiteenlopende mortaliteit van larven en poppen, die meer dan 73,0% bedroeg bij bemeste gastheer, vergeleken met slechts 33,3% bij niet-bemeste gastheerplanten.”
Fischer en Fiedler concluderen: “de reacties van L. tityrus op variatie in blad N van de larvale waardplant kwamen niet overeen met de brede interspecifieke trend dat de prestaties van insectenherbivoor positief gecorreleerd zijn met het N-gehalte. (…) omdat in de huidige studie een hogere mortaliteit werd gevonden in slechts één familie, geeft dit niet altijd betrouwbare uitkomsten. Het resultaat moet daarom met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.”
Dit is dus eens een onderzoek waar op essentiële punten weer net te weinig informatie wordt gegeven. Iedere twee dagen kreeg veldzuring bemesting met ammoniumnitraat? Veldzuring is een plant die juist helemaal niet zo goed tegen stikstof kan (veel minder dan krul- en ridderzuring).
Wanneer je planten overbemest met stikstof (herkenbaar aan de donkergroenkleuring van het blad) is misschien wel te verwachten dat de plant kwalitatief minder goede voedingsstoffen produceert. In ieder geval zijn er dan dunne celwanden waar gemakkelijk schimmelinfecties kunnen ontstaan.
Uit het onderzoek is dus niet te halen waarom de overleving van de larven en poppen van de Bruine Vuurvlinder zo slecht was. De suggestie van Van Grunsven (dat het komt omdat andere minderalen door stikstof wordt verdrongen) wordt in ieder geval niet behandeld in dit onderzoek. Maar was het het eiwitgehalte? Ziektes van de plant? Te weinig lignine?
Wel wordt in dit onderzoek duidelijk gemaakt dat hier geen sprake is van een natuurlijk voorkomende situatie. Bovendien wijkt het resultaat klaarblijkelijk (volgens de diverse literatuurverwijzingen die in het onderzoek zijn opgenomen) behoorlijk af van wat normaliter ten aanzien van insecten-overleving wordt gevonden. Volgens Fischer en Fiedler is er nl. “een brede interspecifieke trend dat de prestaties van insectenherbivoor positief gecorreleerd zijn met het N-gehalte van de waardplanten”.
Dat is dan weer iets wat Soorten.nl ‘vergeten’ is om ook te benoemen…
Dat de zeldzaamheid van de Bruine Vuurvlinder maar weinig van doen kan hebben met stikstof, kan ook worden afgeleid uit het feit dat het Vuurvlindertje (Lycaena phlaeas) dezelfde voedselgewoonten als de Bruine Vuurvlinder heeft, terwijl die soort helemaal niet in de problemen lijkt te komen.
In het basisdocument Gevolgen van verzuring, vermesting en verdroging en invloed van herstelbeheer op heidefauna (Alterra, 2004) zien we als oorzaak voor de afname van het voorkomen van de Bruine Vuurvlinder staan:
“In vergelijking met het vuurvlindertje blijkt hij veel kwetsbaarder te zijn voor extreme omstandigheden en veranderingen in het terrein. Knelpunten zijn het behoud van voldoende ruimte en geschikte vegetatietypen. Alle vormen van aantasting zijn bedreigend. Plaggen levert goede structuurtypen maar is ongunstig voor de waardplant, maaien van grazige vegetaties wordt verdragen mits op passend tijdstip uitgevoerd, branden levert goede uitgangssituaties, lichte beweiding werkt in het algemeen gunstig.”
Ik ben dus bang dat Van Grunsven eigenlijk te weinig heeft gedaan met de waarschuwing van Fischer en Fielder om voorzichtig te zijn met het gebruik van hun rapport…
Zesde punt, tsja, dit is echt de ‘omgekeerde wereld’. De maatregelen die Nederland ten opzichte van reactief stikstof heeft uitgevoerd zijn uniek in Europa. De maatregelen die nu van kracht en gepland zijn, kunnen eenvoudig bizar worden genoemd, wanneer je het vergelijkt met omliggende landen met een vergelijkbare uitstoot en depositie (zie link en link). Ik wil Van Grunsven graag uitnodigen om dit eventueel samen op de een of andere wijze door te nemen. Het is blijkbaar iets waar hij niet zo goed in thuis is.
Zevende punt. Welke stikstofdepositie-bedreiging (de emissie en depositie worden al jaren minder) is er, die binnen tien jaar onze ecosystemen onherstelbaar gaat aantasten?
Achtste punt. Waterkwaliteit en -kwantiteit zijn een probleem, net zoals versnippering van de natuur.  Daar heeft Van Grunsven zeker een punt, maar wat heeft dat nu te maken met stikstofdepositie? Indirect natuurlijk wel; zo lang we stikstof gebruiken om woningbouw tegen te gaan is er minder versnippering. Maar ik weet niet of we zover willen/ moeten gaan…

Geplaatst

in

door

Tags: