Greenpeace, redder in nood

EW, het voormalige Elsevier magazine, schreef er een kort stukje over, met de gevleugelde kop: “Uitspraak Greenpeace-zaak: Nederland nog dieper in de stikstofproblemen”
In dit stukje stond ook deze opmerkelijke anekdote:
“Valentijn Wösten, die als jurist van milieuorganisatie MOB veel stikstofzaken won, was vooraf sceptisch over de rechtszaak. Volgens hem heeft Greenpeace geen ervaring met stikstofzaken, en is het onverstandig om met zo’n grote zaak te beginnen. Wösten hield zijn hart vast: ‘Greenpeace is een ongeoefende marathonloper,’ merkte hij na de zitting op.
Hij was bang dat een negatieve uitspraak hem in zijn stikstofzaken zal achtervolgen. Inmiddels kan Wösten opgelucht ademhalen.”

Ik vraag het me af.

De casus Greenpeace roept bij mij de vraag op of we überhaupt nog wel een speciale bestuursrechter nodig hebben. De Rechtbank Den Haag leverde een puik stukje werk af met haar uitspraak die 72 blz. beslaat. Hierin een grote samenvatting van ‘de feiten’ over het stikstofdebat en dus ook de zeer snelle bevestiging van mijn vorige blog met betrekking tot de kennis-paradox.
Het was een ‘grote zaak’. Greenpeace pakte al gelijk uit met een dagvaarding vergezeld van 40 (!) bijlagen. De Stichting StikstofClaim (SSC) die ook mee mocht doen stuurde vervolgens haar visie met 3 bijlagen en de Staat pakte uit met een weerwoord op de claim van Greenpeace met 46 bijlagen. SSC had daarna ook nog de nodige opmerkingen met 13 bijlagen.
Er kwam een tussenvonnis waarin werd uitgesproken dat Greenpeace inderdaad ontvankelijk was. En om dat ‘te vieren’ kwam Greenpeace vervolgens met de bijlagen 41 t/m 81 en vervolgens met aanvullingen en de bijlagen 82 t/m 96, nog meer aanvullingen en bijlagen 97 t/m 104 en nog meer aanvullingen met bijlagen 105 t/m 107.
De staat kon niet achterblijven en kwam achtereen vervolgens met bijlage 47 t/m 53 en 54 t/m 69 en 70 en 71 en 72.

Toen kon de zaak beginnen.

Tegen deze achtergrond is het best knap dat de rechtbank in haar uitspraak slechts 72 bladzijdes nodig had, ofwel 72/192, zeg maar iets meer dan een derde pagina per bijlage. De Rechter heeft dus gekozen over wat de belangrijkste thema’s zijn in deze zaak.

Voor degenen die met name geïnteresseerd zijn in het inhoudelijke debat is hoofdstuk 3 ‘De feiten’ uiteraard het meest de moeite waard.
Begonnen wordt met een samenvatting wat ‘Stikstof, stikstofemissie en stikstofdepositie’ nu eigenlijk zijn en waarom het thema van belang is (overwegingen 3.1 t/m 3.7).
Vervolgens wordt stilgestaan bij de ‘Regelgeving en beleid’ (overwegingen 3.8 t/m 3.26).
Vervolgens worden een aantal ingediende ecologische rapporten besproken die volgens de rechter naar aanleiding van het rapport van de Commissie Remkes (2020) zijn uitgevoerd.

Ik vrees overigens dat dit laatste niet helemaal goed is gecommuniceerd met de rechter (niet de goede vragen gesteld?). De indrukwekkende lijst van stikstof-onderzoeken, zoals opgenomen in de Greenpeace studie van ‘onze’ Roland Bobbink (zie link) omvat zo’n 175 titels, maar tekenend voor het gebrek aan internationale interesse voor onze nationale stikstof-fetisj, waren slechts 5 van deze titels van enigszins recente datum. Wel waren ongeveer 20% van deze titels ‘eigen werk’. Nauwelijks verrassend is dan ook dat 4 van de 5 ‘belangrijke rapporten’ die zijn besproken bij de rechtbank (mede) van de hand van een behoorlijk vooringenomen schrijver zijn. (zie link en link en link).

Ook de ‘Urgente lijst’ (Urgentie lijst?) die nogal wat aandacht krijgt van de rechter, is een product van Bobbink en diens werk wordt dus uitgebreid besproken in de overwegingen 3.27 t/m 3.35.
Speciale aandacht gaat vervolgens nog uit naar de bevindingen van de Ecologische autoriteit (overwegingen 3.36 en 3.37) en de rapporten van het RIVM, PBL, WUR en Gispoint (overwegingen 3.38 t/m 3.47). We zijn dan inmiddels 31 bladzijden verder.

Van de feiten die geen feiten zijn

Het is niet dat ik er tegenop zie om bij alle rechtsoverwegingen even stil te staan, maar ik vrees dat dit wel een forse aanslag op de leesbaarheid van dit artikel gaat zijn. Belangrijker is echter dat een zinvolle discussie vereist dat er op zijn minst een gedeelde visie moet zijn omtrent datgene wat feitelijk vast staat. En daar gaat het eigenlijk al mis.

In rechtsoverweging 3.3 wordt bijvoorbeeld de kern van de hele zaak nog eens benoemd:

“Stikstofoxiden en ammoniak komen via de lucht op de bodem en gewassen terecht. Dit proces wordt depositie genoemd. Stikstofdepositie zorgt voor verzuring en vermesting van de bodem waardoor de balans van voedingstoffen wordt ontwricht. Het gevolg is dat de voor stikstof gevoelige plantensoorten verdwijnen of in kwaliteit afnemen. Dat heeft ook gevolgen voor dieren die van deze plantensoorten afhankelijk zijn. De natuur wordt daardoor minder divers, terwijl biodiversiteit belangrijk is voor de veerkracht van de natuur en het in stand houden van belangrijke ecosysteemdiensten, zoals bestuiving van gewassen.”

Maar ja, is dat ook zo?

Verzuring en vermesting

Het mooie van zo’n uitspraak is dat alle ‘vaststaande feiten’ (Hoofdstuk 3 heet ook: “De feiten”) nog eens worden samengevat. De zenuwen van Valentijn Wösten zullen daar ook opspelen, omdat een dergelijke samenvatting toch stof biedt tot verdieping. Hoe zat het ook alweer echt?

Stikstofdepositie zorgt voor verzuring en vermesting; maar hoe dan? Volgens stikstofexpert prof. Mark Sutton, ooit eminent toetser van het Nederlandse stikstofbeleid, gold dit in ieder geval niet voor de verzuring. (zie link, verdere verdieping zie link)

En vermesting? In Nederland is alle natuur half-natuur. Wanneer er teveel stikstof is in een natuurgebied, dan toont zich dat in de samenstelling van de planten die op dit land groeien.

Maar wat veroorzaakt dan deze vermesting? Het lijkt logisch; als er meer meststoffen (stikstof) in de lucht zitten, dan zal die neerslaan, dus meer stikstof, meer bemesting. Maar de vraag die meestal niet wordt gesteld: zorgt dit ook voor de ver-mesting?

 Is het de stikstofdepositie, of gaat het juist om het nalaten van het oorspronkelijke eeuwenlang gevoerde agrarische ‘wan-beheer’ (wel oogsten niet bemesten) wat in het verleden  voor de originele voedselarme natuur had gezorgd? In de ‘oude situatie’, werd on-land (thans: ‘natuur’) dus niet bemest, maar wel geoogst.
Nu zorgt de oogst van zelfs de meest gevoelige vegetatie (blauwgrasland) al voor een afvoer van zo’n 67,5 kg stikstof per hectare (zie link). Depositie in Nederland is gemiddeld (2022) 1.880 mol = 26,32 kg stikstof per hectare per jaar, dus bij ‘normaal beheer’, zoals dat werd gevoerd, is er geen sprake van ‘verrijking’, maar juist van ‘verarming’ van het blauwgrasland.

Vermesting is hierdoor geen zaak van stikstofdepositie, maar van het nalaten van het ‘normale beheer’ van de terrein-beherende (natuur)organisaties.

Hoe dan ook; ontstaat er nu een situatie waarbij: “de balans van voedingstoffen wordt ontwricht”? Dit is wel een hele dramatische omschrijving van het proces waardoor een bodem voedselrijker wordt.
Dit laatste gaat uiteraard ten koste van de plantjes die ook kunnen groeien in zeer voedselarme gronden (de ‘stikstof-gevoelige planten’), maar het verdwijnen van ecosysteem-diensten als gevolg hiervan? Kan hiervan een voorbeeld worden genoemd wat specifiek te maken heeft met stikstof-gevoelige habitats? Bestuiving van gewassen kan immers prima plaats vinden door bijen en zweefvliegen van minder gevoelige habitats.

Maar daar gaat het natuurlijk niet over. Gedoeld wordt uiteraard op de gestage achteruitgang van de Nederlandse natuur, die hier dus, zonder zich te bekommeren over het leggen van causale verbanden, impliciet aan stikstof wordt geweten.
Het is helemaal geen uitgemaakte zaak dat deze teloorgang van de natuur ook maar iets met stikstofdepositie heeft uit te staan. Sterker nog, het is onwaarschijnlijk.
De terugloop van insecten, die dus deze ecosysteemdiensten leveren, is immers een wereldwijd voorkomend fenomeen, wat ook plaats vindt in gebieden waar helemaal geen ‘stikstofdeken’ valt te ontdekken (zie link). 

In de meest uitgebreide en best gedocumenteerde studie ooit, naar het afnemen van vogelsoorten in Europa: “Farmland practices are driving bird population decline across Europe”- kan simpel worden herleid dat vooral de teloorgang van de insectenpopulaties is die voor grote verstoringen van het ecosysteem zorgt. Met name in de van oorsprong al zeer stikstofrijke habitats (productiegrasland).
En dan is het dus niet stikstof, maar het wereldwijde steeds toenemende gebruik van steeds effectievere (lees: gevaarlijker) insecticiden een veel logischer kandidaat voor deze teloorgang.

Kritische depositie

In rechtsoverweging 3.7 wordt ook nog ingegaan op de inmiddels beruchte ‘kritische depositie waarden’ (KDW). De rechter stelt:

“De zogenoemde kritische depositiewaarde (hierna: KDW) drukt uit hoeveel stikstofdepositie de natuur per jaar zonder (significante) schade kan verdragen. Daarbij wordt uitgegaan van de situatie waarin nog geen sprake is van belasting met stikstof. Overschrijding van de KDW betekent dat niet langer kan worden uitgesloten dat de kwaliteit van een habitat of leefgebied wordt aangetast als gevolg van de verzurende of vermestende invloed van stikstofdepositie. Sinds 2008 is voor elk type habitat dat onderdeel uitmaakt van de Natura 2000-gebieden in Nederland (zie 3.8), wetenschappelijk bepaald wat de KDW is. De waarden zijn gebaseerd op in Europees verband door de UNECE7 vastgestelde uitgangspunten en deze worden ongeveer eens per tien jaar herzien. De laatste herziening van de Europese uitgangspunten dateert van eind 2022.

Hierbij is vastgesteld dat veel natuur in Europa gevoeliger is voor stikstof dan eerder werd gedacht. Dit komt onder meer door de schadelijke gevolgen van cumulatie van stikstof. Op verzoek van de Staat heeft Wageningen University & Research (hierna: WUR) de in Europees verband vastgestelde inzichten verwerkt in een nieuw Nederlands KDW-rapport, dat eind juli 2023 is gepubliceerd. Hierbij is de KDW voor een deel van de habitats verlaagd, voor een deel gelijk gebleven en voor een klein deel verhoogd. De KDW in de Natura 2000-gebieden in Nederland variëren tussen de 429 en 2.399 mol/ha/jaar.”

Ook hier heeft de rechter zijn feiten helaas niet echt op een rijtje. De KDW drukt niet uit “hoeveel stikstofdepositie de natuur per jaar zonder (significante) schade kan verdragen”, maar is een waarde waarbij uitgesloten kan worden dat er significante schade optreedt. Hierbij moet het dus gaan over het normale (natuurlijke) afbraak van stikstof uit het habitat door af- en uitspoelingsprocessen, conversieverliezen van dieren die zich tegoed doen aan de vegetatie, etc.

Ook is het leuk dat er sprake is van ‘waarden die in Europees verband zijn vastgesteld’, maar waar het hier om gaat is natuurlijk gewoon een rapport van Roland Bobbink en zijn medewerkers. Een ‘Europees’ rapport waarop ook het nodige valt op te merken (zie link en link).
Vervolgens wordt de suggestie gewekt dat de Nederlandse WUR-rapportage een beleidsneutrale vertaling van het Bobbink rapport is. Ook dat is niet zo. De “leefgebieden” die een prominente plaats krijgen in dit WUR-rapport zijn een Nederlandse uitvinding (zie link) waardoor we ook onze productiebossen van de Veluwe en weilanden in de uiterwaarden tegen stikstof gaan beschermen.

– In welk verband “de schadelijke gevolgen van cumulatie van stikstof” hierbij een rol zouden kunnen spelen is een raadsel en moet haast wel door de rechter zelf zijn bedacht. Het Bobbink-rapport rept hier immers niet over. –

De rechter stelt dus: “Sinds 2008 is voor elk type habitat dat onderdeel uitmaakt van de Natura 2000-gebieden in Nederland (zie 3.8), wetenschappelijk bepaald wat de KDW is. (…) De KDW in de Natura 2000-gebieden in Nederland variëren tussen de 429 en 2.399 mol/ha/jaar.”

Ook daar zitten wat fouten in. De kritische depositie waarden komen immers al uit de tijd van de ‘zure regen’. De eerste update (toen bleek dat de zure regen niet bestond) werd al in 2002 besproken in Bern.
De “wetenschappelijke bepaling” waarnaar de rechter refereert, is waarschijnlijk gewoon een ingewikkelde omschrijving van vegetatiekartering?

Hoe belangrijk de KDW zijn wordt naar mijn mening wel wat ondergraven door de stikstof-reconstructie die het RIVM heeft gemaakt en de weergave hiervan is in deze uitspraak opgenomen. Hierin valt immers te zien dat al vanaf 1915 gemiddelde waarden zijn bereikt die ervoor zouden zorgen dat onze meest kwetsbare gebieden al lang verloren zouden moeten zijn gegaan.

Dat de waarden van het Natura2000 gebied onder de 2.399 mol/ha/jaar liggen klopt natuurlijk ook al niet. Er is nogal wat Natura 2000 gebied wat helemaal niet stikstofgevoelig is. Weiland in de uiterwaarden, zachthoutooibossen en productiebos  hebben allen een KDW die uiteraard veel hoger is dan 2.399 mol/ha/jaar. Een eigenaar van een productiebos verdient zelfs 0,20 tot 3,00 euro per kg stikstofbemesting uit depositie (Van Grinsven, 2023).

En dan hebben we het toch over een stevige areaal van het Natura2000 gebied.

Het verweer van de staat

Het was natuurlijk lastig voor de nieuwe regering, belast met de erfenis van heel veel jaren Rutte, om een deugdelijke uitweg te vinden voor al de bovenstaande claims, die ‘de Regering Rutte’ gedurende vele jaren had onderschreven. Zo was de ‘Wet stikstofreductie en natuurverbetering’ natuurlijk het product van een van de vele compromissen waarvoor ‘Teflon Mark’ bekend en berucht was.
In dit geval: toezeggingen voor een verre toekomst, in ruil voor een direct ingaande vrijstelling voor bouw- sloop en eenmalige aanlegactiviteiten (‘de bouwvrijstelling’), was geen slechte deal, toch?

Vervelend alleen was dat deze ‘bouwvrijstelling’ (van 1 juli 2021), met dank aan de ‘Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A.’, gevestigd te Nijmegen, al na één jaar sneuvelde (2 november 2022), en dat dus bepaald niet gold voor de beloofde stikstof-reducties die als wisselgeld waren ingebracht.

Er moest uit een ander vaatje worden getapt. En de gevonden ‘oplossing’ was eigenlijk nog niet eens zo slecht gedacht.

“4.3.1. De Staat betwist dat hij nalatig handelt en dat van overtreding van Europese richtlijnen, waarop Greenpeace zich volgens hem niet rechtstreeks kan beroepen, en daarop geënte nationaalrechtelijke wet- en regelgeving sprake is.

Van belang is dat het grootste deel van de stikstofdeken is ontstaan midden jaren tachtig van de vorige eeuw en dus vóór de referentiedata van de Habitat- en Vogelrichtlijn. De Staat kan op grond van het verslechteringsverbod uit die richtlijnen niet gehouden worden de stikstofuitstoot van vóór die data ongedaan te maken. Ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen die uit die richtlijnen voortvloeien, is van belang dat deze richtlijnen geen termijnen stellen waarbinnen die doelstellingen dienen te worden behaald en dus ook niet de door Greenpeace gevorderde termijnen. Ten slotte is nog van belang dat de KDW-en geen absolute grenswaarde vormen voor de bepaling van de gunstige staat, maar dat mate en duur van overschrijding daarvan slechts belangrijke indicatoren vormen voor de staat waarin het habitattype of het leefgebied zich bevindt.”

Nu maak ik bezwaar tegen de term ‘stikstofdeken’, aangezien het wereldwijd gezien nogal meevalt met de concentratie ammoniak/ stikstof boven Nederland (zie ook link).

Een illustratie van deze ‘deken’ is in de onderstaande satellietfotografie vastgelegd:

Een grootschalig 9-jarig satellietonderzoek uitgevoerd aan de Université Libre de Bruxelles (ULB), bracht dit aan het licht:

En internationaal gezien doen we nauwelijks mee volgens ditzelfde onderzoek:

De stikstofdepositie is in Nederland al met 58% afgenomen sinds 1990, meldt het Compendium voor de Leefomgeving (zie link) en daar zien we nu blijkbaar de vruchten van.

Verslechtering

Er hoeft niet omheen te worden gepraat. Het gaat niet zo best met onze natuurgebieden. Een teveel van voedingsstoffen is een probleem.

Maar het idee dat Europa in het kader van het ‘verslechteringsverbod’ wat is opgenomen in de Habitatrichtlijn, zou kunnen eisen dat de omgevingsomstandigheden ten aanzien van de stikstofconcentratie tot ‘natuurlijke waarden’ (lees: in het begin van de jaartelling) moet worden teruggebracht, is natuurlijk absurd.

Dit zou hetzelfde zijn, als om te stellen dat de verontreiniging van de rivieren tot een nulpunt wordt teruggebracht en alle stuwen en sluizen moeten worden ontmanteld, omdat er nog wel eens een zalm of paling in de Rijn kan worden gevonden én de Rijntakken zijn aangewezen als Natura2000 gebied.

Toch liet de rechter geen spaan heel van dit verhaal van de Staat. Na een uitgebreide uiteenzetting over de verhouding tussen rechter en staat (leuk voor een volgende keer), wordt gesteld:

5.10 (…) het verslechteringsverbod uit het tweede lid van artikel 6 van de Habitatrichtlijn houdt in dat de ecologische kenmerken van een gebied niet slechter mogen worden ten opzichte van de begintoestand ten tijde van het aanwijzen van het gebied als Natura 2000-gebied. De data waarop die aanwijzingen als Natura 2000-gebied hebben plaatsgevonden, worden hierna referentiedata genoemd. De verplichting om geen verslechtering te laten plaatsvinden van de ecologische kenmerken vanaf de referentiedata betreft niet slechts een inspanningsverplichting, maar een resultaatsverplichting voor de lidstaten en die verplichting geldt ook ten aanzien van dreigende verslechtering. (…)

Het enkele, uit het onder nummer 6.9 van de conclusie van antwoord van de Staat opgenomen staatje volgende, gegeven dat vóór de referentiedata aanmerkelijk meer stikstof is neergeslagen dan daarna leidt niet tot een ander oordeel. In dat staatje is immers geen rekening gehouden met afvoer van stikstof uit de bodem door bijvoorbeeld uitspoeling, afvoer in gewassen of het nemen van herstelmaatregelen zoals plaggen, terwijl aannemelijk is dat (een groot deel van) met name de lang geleden, vóór de referentiedata, neergeslagen stikstof op genoemde wijze is afgevoerd.

De Staat heeft bovendien geen wetenschappelijke gegevens in het geding gebracht waaruit blijkt dat slechts de stikstof die ten tijde van de referentiedata al was neergeslagen (vrijwel de gehele) verslechtering heeft veroorzaakt en blijft veroorzaken. Het enkele gegeven dat niet uit te sluiten valt dat stikstof die vóór de referentiedata is uitgestoten of neergeslagen nog een rol van betekenis speelt in de voortdurende verslechtering van Natura 2000-gebieden, kan niet afdoen aan de conclusie dat verslechtering vanaf de referentiedata is aangetoond.”

Ik heb hier een groot citaat opgenomen omdat de Rechter hier iets heel opvallends doet. Allereerst is er een subtiele begripsverandering. De overheid refereert aan de depositie van stikstof die jaarlijks optrad vóór de referentiedata. De rechter maakt hiervan de  hoeveelheid stikstof die voor de referentiedata is gevallen.
Het lijkt een geringe afwijking, maar het maakt natuurlijk alle verschil van de wereld. Om in de misschien wat duidelijker terminologie van het schone water te blijven: de overheid stelt hier dat de jaarlijkse vervuiling al is ontstaan voordat de Natura2000 regelgeving van kracht werd, zodat dit niet aan haar kan worden verweten. De rechtbank maakt hiervan dat de hoeveelheid opgetreden vervuiling voor de referentiedatum al is weggespoeld en daarom niet meer van belang kan zijn voor de huidige natuur. Een leuke  semantische truc, maar om een oplossing voor het probleem te vinden is meer nodig.

Daarnaast geeft de rechter hier dus ook aan dat de depositie van stikstof blijkbaar op zichzelf niet zorgt voor problemen voor de natuur. Je moet dus ook “rekening (…) houden met afvoer van stikstof uit de bodem door bijvoorbeeld uitspoeling, afvoer in gewassen of het nemen van herstelmaatregelen zoals plaggen, (…) aannemelijk is dat (een groot deel van) met name de lang geleden, vóór de referentiedata, neergeslagen stikstof op genoemde wijze is afgevoerd.”

Daarover is ook geen meningsverschil, sterker nog, die lijst mag nog wel worden aangevuld met: mineralisering, nitrificatie, denitrificatie, grondwaterstand,  aard van de bodem, vraat, maar ook: aanvoer door oppervlakte- en grondwater, ganzenpoep, etc. Fijn dat daar ook eens op wordt gewezen.
Maar waarom dat blijkbaar alleen zou gelden voor de stikstof die vóór de referentiedata is neergeslagen wordt niet verduidelijkt, omdat dit natuurlijk ook niet het geval is.
Stikstof kan en moet worden afgevoerd om de Nederlandse half-natuurgebieden in stand te houden. Zoals al eerder is opgemerkt (zie link), is er dan de keuze om Nederland naar de achtergrondwaarden van Finland en Siberië te krijgen, of om terreinbeheerders aan te schrijven om hun gebieden op de goede manier te verzorgen.

En dan, als uitsmijter: “Het enkele gegeven dat niet uit te sluiten valt dat stikstof die vóór de referentiedata is uitgestoten of neergeslagen nog een rol van betekenis speelt in de voortdurende verslechtering van Natura 2000-gebieden, kan niet afdoen aan de conclusie dat verslechtering vanaf de referentiedata is aangetoond.”

Ook als verslechtering is aangetoond, dat betekent dus niet dat de stikstofdepositie dan ook uiteraard verantwoordelijk is voor de waargenomen verslechtering.
De stikstofdeskundigen redeneren vanuit een zure-regen logica. Depositie van zuur zou uiteraard verantwoordelijk zijn voor verzuring van bodems.
Maar neerslag van bemestende stoffen is dus niet per se verantwoordelijk voor ver-mesting van een natuurgebied, omdat hier nog tal van factoren, waaronder dus het beheer van dit gebied,  een veel grotere invloed hebben op de voedselrijkdom van een  bodem. De KDW zijn alleen relevant als een natuurgebied in het geheel niet wordt beheerd, wat helaas de huidige praktijk is bij de natuurgebieden zijn aangekocht door een terrein-beherende (natuur)organisatie.

Deze casus is dan ook niet veel anders dan die van de  Commissie-Duitsland-arrest van het Hof, van 14 november 2024, over algemene niet-nakoming van onder meer artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, die in deze Greenpeace- zaak een aantal maal is besproken. In deze casus wordt het (nalatige) beheer van het beschermde Natura2000 gebied zelf besproken (te vroeg maaien en te veel bemesting) wat zorgt voor de aantasting van het natuurgebied.

Het nalaten van goed beheer, het beheer wat ervoor heeft gezorgd dat de half-natuur op de beschermde Natura2000 gebieden is ontstaan, wat hier dus aan de orde is,  lijkt hier natuurlijk wel op. Maar het voorschrijven van een kaalslag van het (agrarische) bedrijfsleven en woningbouw dus duidelijk niet!

Het zou dan ook fijn zijn als de Nederlandse rechters (en wetgevers) hierover niet continu voor verwarring zouden zorgen.

Concluderend; ik denk dat Nederland inmiddels heel goed kan buiten de bestuursrechter. De adviseurs van de Raad van State kunnen de Nederlandse burgerlijke rechters blijkbaar net zo goed adviseren als de Statenleden zelf.
Natuurlijk zitten er dan nog ‘klaarblijkelijke verschrijvingen’ (foutjes) in deze uitspraak, als er bijvoorbeeld wordt gesproken over ‘de metingen van AERIUS’, ook de nogal simplistische wijze waarop Nederland, samen met het buitenland zou kunnen zorgen voor het halen van de meest kritische depositie waarden (KDW) in 2030, kan maar moeilijk serieus worden genomen.

Maar dat weegt wat mij betreft niet op tegen het feit dat de stand van zaken ten aanzien van stikstof weer eens goed wordt uitgelegd. Ik denk dus dat Valentijn Wösten eigenlijk wel terecht zenuwachtig was over de rechterlijke stappen van  Greenpeace.


Geplaatst

in

door

Tags: